Spionage door de Abwehr
De Brug over de Noord in Alblasserdam in aanbouw in 1938, geplaatst door Oud Alblas.
Naast het feit dat vooral uitgebreid vanuit de lucht werd verkend en gefotografeerd, was er eveneens aanmerkelijke Duitse activiteit op de grond: zogezegd ‘traditionele spionage’. Dat wordt in deze pagina beknopt behandeld.
Wegwijzer naar het zuidfront---->>
Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen, beschikten ze over zeer gedetailleerde stafkaarten waarop stellingen, inundaties, mijnenvelden, commandoposten en kazematten stonden. De gegevens die nodig waren om deze kaarten te maken, waren bijeengebracht door Duitse en Nederlandse spionnen. Zij hadden gewerkt voor de Abwehr, de Duitse militaire inlichtingendienst. De Abwehr maakte gebruik van agenten die zich vestigden in het land waarover ze gegevens moesten verzamelen, Duitse zakenlieden die spioneerden tijdens een bezoek aan het land, diplomaten, officieren en (Duitse) inwoners. (Bron: zuidfront-holland1940.nl)
Niet feilloos door Abwehr in kaart gebracht
Krantenartikel in relatie tot Abwehrspion Sturm.
(Bron Nieuwe Venlosche Courant, dd 5-12-1939)
Scheepsspionage (zie krantenartikel i.r.t. Abwehrspion Sturm)
Zij hadden gewerkt voor de Abwehr, de Duitse militaire inlichtingendienst. De Abwehr maakte gebruik van agenten die zich vestigden in het land waarover ze gegevens moesten verzamelen, Duitse zakenlieden die spioneerden tijdens een bezoek aan het land, diplomaten, officieren en (Duitse) inwoners. Zo zette de in Den Haag wonende Duitser F. Sturm een scheepsspionagenetwerk op waarbij hij nauw samenwerkte met diverse ambtenaren.
Een indicatie dat het zuidfront als geheel niet feilloos door de Abwehr in kaart was gebracht, was het feit dat Student door de aanwezigheid van de nieuwe brug bij Alblasserdam verrast lijkt te zijn. Die brug was volgens de Duitsers nog in aanbouw, terwijl deze al maanden in gebruik was. Overigens zijn andere indicaties dat de Duitse inlichtingendiensten bepaald niet feilloos waren nog sterker. Zo was men niet op de hoogte van het feit dat de Grebbelinie in feite de hoofdverdediging was [en niet Vesting-Holland Oost] en ook niet dat het 3e LK en de Lichte Divisie uit Noord-Brabant zouden worden weggenomen op de eerste dag van een invasie. Dat laatste is overigens vermoedelijk een beter bewaard geheim dan het eerste. Het is echter wellicht niet ver bezijden de werkelijkheid te stellen dat de Duitse inlichtingendiensten een aantal focuspunten hadden, waardoor enkele belangrijke zaken onterecht tot 'bijzaak' werden of helemaal niet als een 'zaak' werden (h)erkend.
Hoe het ook zij - de Duitse aanvaller was op 10 mei 1940 - dankzij grondige spionage en inlichtenwerk - bijzonder goed voorbereid op zijn taak. (Bron: zuidfront-holland1940.nl)
Spionage in Rotterdam door de Abwehr
Duitse spionage in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog
Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen, beschikten ze over zeer gedetailleerde stafkaarten waarop stellingen, inundaties, mijnenvelden, commandoposten en kazematten stonden. De gegevens die nodig waren om deze kaarten te maken, waren bijeengebracht door Duitse en Nederlandse spionnen.
Abwehragent Sturm zet scheepsspionagenetwerk op
Informatie over de lading en positie van schepen die naarons land terugkeerden en Sturm zorgde ervoor dat deze gegevens bij de Abwehr terechtkwamen. In het najaar van 1939 werden Sturm en zijn handlangers gearresteerd en gevangengezet. Na de Duitse invasie herkregen zij hun vrijheid.
Nederlandse spionnen bezochten havens om te zien of de Duitsers daar zouden kunnen landen, verzamelden informatie over de schepen die vanuit Rotterdam vertrokken en seinden weerberichten door. Hitler wilde namelijk aanvallen bij gunstige weersomstandigheden. De Nederlandse agenten werden goed betaald, evenals hun Duitse collega’s.(Bron: kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis).
Hilmar Dierks
De spin in het Duitse spionageweb was Hilmar Dierks (1889-1940). Dierks begon zijn loopbaan als beroepsmilitair. Al gauw na het uitbreken van de oorlog in 1914 werd hij ingezet voor spionagemissies. In december 1914 vestigde Dierks zich in Rotterdam onder de naam Richard Sanderson. Als adres gaf hij op Proveniersstraat 72a en als beroep vertegenwoordiger van de firma in koloniale waren Tjarks & Lühring.
Onder die dekmantel recruteerde hij geheim agenten voor de Duitse consul in Rotterdam, Carl Gneist. Deze agenten, meest jonge mannen, werden ingezet om informatie te verzamelen over de Britse marine. In 1915 verhuisde Dierks naar Den Haag, waar hij in juni van dat jaar werd gearresteerd op verdenking van spionage.
Hoewel de rechtbank hem in eerste aanleg vrijsprak, werd Dierks toch het land uitgezet. In oktober werd Dierks in hoger beroep alsnog bij verstek tot een jaar gevangenis veroordeeld. Die straf zou hij niet uitzitten. Ondanks dat hij na zijn uitzetting nog enkele keren werd gesignaleerd in Rotterdam en Den Haag, wist hij uit handen van justitie te blijven.
Met een deel van de vijftien door hem gekruteerde agenten liep het minder goed af. Acht werden er in Engeland gepakt en zeven moesten dat uiteindelijk met de dood bekopen. (Bron: Stadsarchief Rotterdam)
Als men de „Tel." mag gelooven, bestaat er hier te lande 'n „Central Abwehr Abtheilung", een Duitsch inlichtingen — (spionnage-bureau, volgens het- blad) — dat behalve „gewone spionnage", het in 't oog houden van hier verblijvende vreemdelingen en het bewerken van de openbare opinie ten gunste van Duitschland op zijn program zou hebben. Vooral de Rotterdamsche afdeeling van dit bureau zou afdoend georganiseerd zijn. Het blad schrijft daarvan:
De afdeeling Rotterdam bestaat uit een zittend en een actief personeel. Het centraal bureau, met een zeer uitgebreid archief, is gevestigd in het „Witte Huis", kamer 3b, onder den deknaam: „Holland— Amerika-Import & Export C°. (Alléén Comptoir). De actieve brigade staat ouder bevel van een zekeren Degener, die woont Botersloot 85b. Zij telt niet minder dan 142 mannen en 62 vrouwen. Voor de vrouwen is er een aparte chef, die we slechts zullen aanduiden met den naam, waaronder ze bij al haar onderhoorigen bekend staat. Zij heet Lily, en woont Oldenbarneveldtstraat. Onder de mannen zijn verschillende Hollanders. Zij zijn speciaal belast met het naspeuren van de gangen der Belgen, Franschen en Engelschen te Rotterdam, en van alle Nederlanders, die met hen omgaan. Dit personeel wordt vooral gerekruteerd onder de kelners, portiers, kamerknechts en andere café- en hotelbedienden. Sommige kelners en portiers ontvangen een vast salaris, dat tot 200 gulden in de maand beloopt, om de klanten te bespieden en af te luisteren. Het vrouwelijk personeel is natuurlijk met de pijlen van Amor bewapend. Ook is er voor gezorgd, dat de amazonen der brigade van fraulein Lily er zoo knap mogelijk uitzien. Aan iedereen te Rotterdam valt het op, hoeveel vrij mooie jonge Duitsche vrouwen er in den laatsten tijd te zien zijn op straat en in alle lokalen, waar veel volk komt. Ook in den Haag en Amsterdam kan dit verschijnsel niemand ontsnapt zijn. Natuurlijk is er wel voor gezorgd, dat deze jonge dames iets als een betrekking hebben in 'n café, 'n dans-palace of iets in die richting, op zoo'n manier, dat ze geen gevaar loopen, wegens landlooperij over de grenzen te worden gezet. De opdracht van deze jonge dames is: Kennis aanknoopen met alle heeren, die haar door fraulein Lily worden aangeduid, welke op haar beurt dan weer instructies krijgt van 't bureau. Is het noodig te zeggen, dat de jonge Nederlandsche officieren behooren tot het geliefkoosde wild in deze jacht?
Verschillende dezer mannelijke en vrouwelijke verspieders zijn voorzien van speciale, gemakkelijk te verbergen en zelfwerkende fotografie-toestellen, en maken van hun toevallige vrienden een zeer goed gelijkend portret — „en face" en „en profil" __ dat dan door een Rotterdamschen fotograaf, daartoe speciaal aangesteld, een zekeren S., ontwikkeld wordt. In het archief van het „Witte Huis" bevinden zich reeds een massa soortgelijke foto's, met alle mogelijke bijzonderheden over den persoon in kwestie er-bij.
Protzes' agent Klaas Hoogeveen in contact met Spillenaar inlichtingendienst Rotterdam
Klaas Hoogeveen
Canaris als Korvettenkapitän, 1924–1931
Wilhelm Franz Canaris (Aplerbeck bij Dortmund, 1 januari 1887 - Flossenbürg, 9 april 1945) was een Duits admiraal en tijdens het nationaalsocialistische regime leider van de Abwehr (contraspionage) van het Duitse opperbevel (Oberkommando der Wehrmacht), die opgehangen werd nadat hij had samengezworen tegen Adolf Hitler.. (7)
Op contraspionage-gebied achtte Kapitän Wilhelm Canaris, (zie afbeelding) die in 1935 het begin markeerde van een aantal ingrijpende wijzigingen in de organisatie en werkwijze van een veiligheidsdienst die Abwehr werd genoemd, toen nog te vertalen als ‘Afweer’ oftewel defensieve contraspionage Canaris, het dienstig zijn oude vriend en voormalig hoofd van Amt Ausland/Abwehr III f Richard Protze na zijn pensionering niet verloren te laten gaan voor de Abwehr. Nederland werd het operatieterrein voor zijn contraspionage activiteiten. Op 22 september 1938 arriveerde hij in Wassenaar, waar hij zich exact twee maanden later onder het alias Richard Paarmann bij de vreemdelingendienst van de Wassenaarse politie aanmeldde. Zijn secretaresse H.O.K. Skrodzki liet er zich onder het alias Helena Olga Schneider inschrijven. Samen met Skrodzki vormde hij ‘Stelle P’. Er is beweerd dat ze minnaars waren; in ieder geval zouden ze na de oorlog, op 17 december 1947, in het huwelijk treden.Voorheen was Protze als Kapitänleutnant ‘Gruppenleiter für Spionageabwehr’ in Berlijn geweest. In 1929 was hij hoofd geworden van III f en een van zijn grootste successen, samen met Skrodzki, was in de jaren 1934-1935 de ontmaskering van de belangrijke Poolse agent Jurek Sosnowski.
Als redenen voor de vestiging in Nederland noemde Skrodzki onder andere:
a. vanuit Duits standpunt bekeken was Nederland geografisch gunstig gelegen. ‘Door zijn water- en luchthavens heeft het veel contact met Engeland en andere overzeesche gebiedsdeelen.’
b. de Abwehr had bemerkt dat vanuit Nederland door diverse landen tegen Duitsland werd ‘geageerd’. ‘Dat Nederland zoveel internationale spionnen aantrok is vermoedelijk mede een gevolg van zijn neutraliteit gedurende den vorigen oorlog.’
c. de contraspionagedienst en de vreemdelingencontrole was niet zo actief vergeleken met bijvoorbeeld Zwitserland;
d. ook waren er ‘haast geen landen waar men zoo ongestraft van valsche papieren gebruik kon maken.’ (Bron:nisa-intelligence.nl) (11)
Gezien de nauwe commerciële banden met ons land, had Duitsland hier een een onbeperkt aantal zakelijke vertegenwoordigers, wat een effectieve controle op deze vreemdelingen haast niet mogelijk maakte.’86 Over de Duitsers merkte hij op: ‘En dat de Duitsers bij ons een uitstekend georganiseerd bureau hadden, vernamen we eerst na de oorlog. Het stond onder leiding van een oudere Duitser, die zich Paarman noemde, in Wassenaar woonde, in werkelijkheid Potze [sic] heette en een Duits zeeofficier was. De Engelsen hadden kans gezien om de Duitse legatie te penetreren [via Freiherr Wolfgang von und zu Putlitz], de Duitsers deden hetzelfde bij de Engelsen. Het was een volkomen chaotische toestand; men knoeide tegen elkaar en over onze hoofden heen, alsof we er niet waren.’ Naast de wellicht bewust gemaakte fouten schetste Einthoven een overtrokken en deels verkeerd beeld, waarna hij hoog opgaf van door communisten in Nederland bedreven spionage. Zijn angst voor het communisme, terecht of niet, heeft zijn beeld van de geschiedenis vervormd (Bron: Louis Einthoven).
Relaas Klaas Hoogeveen @ Klaus, oud-rechercheur van de Amsterdamse politie
In het volgende relaas is Rotterdamse ID-(Inspecteur) rechercheur Swart actief bij het verhoor van personen die mogelijk spioneren voor de Duitse Abwehr.
Eén van Protzes agenten was Klaas Hoogeveen alias Klaus, een oud-rechercheur van de Amsterdamse politie en sinds begin 1936 voor hem werkzaam met opdrachten als het in de bevolkingsregisters natrekken van de vestiging van personen die ervan werden verdacht voor andere landen tegen Duitsland te werken.Hoogeveen was een oudgediende, want hij had al tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de Duitsers gewerkt.
Hij was een in januari 1908 bij de Amsterdamse politie begonnen politie-agent die in 1915 werd overgeplaatst naar de vreemdelingendienst voor het observeren van verdachte buitenlanders, voornamelijk Duitsers. Op 25 september 1915 werd hij ontslagen wegens de verdenking geld te hebben aangenomen van Robert Neuenhagen, een Duitse koopman die van spionage werd verdacht. Via Kremer, de Duitse consul te Amsterdam en ene Paul Dalen van het Duitse consulaat kwam hij in contact met de in Rotterdam tegen de geallieerden opererende Kriminalkommissar E.W. Krebs. Met Kremer zal de koopman Karl H. Cramer zijn bedoeld die per 2 november 1914 hoofd was geworden van de onder het consulaat-generaal ressorterende inlichtingendienst. Zijn officiële titel was consul en hij was ondergeschikt aan de Duitse consul-generaal. Voor Krebs onderzocht Hoogeveen de gangen van ene Franz Dur en Doktor Knappert. Hij werd daarna geïntroduceerd bij Doktor Leo Ballet van de Marinenachrichtenstelle in Antwerpen die voor Oberregierungsrat Georg Stammer van het Kriegsministerium in Berlijn werkte. Stammer was reeds voor 1914 berokken bij spionage tegen Engeland en dat bleef zo tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen hij secretaris van de Admiralstab was. Ballet nam Klaas in dienst voor 150 gulden per maand. Hij werd gestationeerd op het eiland Schouten en moest gaan rapporteren over wat er aanspoelde, zoals dode Duitsers en wrakhout van schepen. Halverwege 1917 verhuisde hij met dezelfde opdracht naar Walcheren. Hier ging hij tevens salarissen uitbetalen aan andere agenten van Ballet: Meineke in Vlissingen, L.C. den Iseger te West-Capelle en De Vuyst in Breskens. In de zomer van 1918 verhuisde Klaas naar Rotterdam, waar hij antecedentenonderzoek ging verrichten.
Toen de Duitsers Nederland hadden bezet, bestond het oorspronkelijke werk van Klaas Hoogeveen niet meer.
Hij was kort daarvoor al door de Nederlandse autoriteiten dwars gezeten, want op 3 april 1940 was hem het verblijf in de bewakingsgebieden ontzegd.In mei 1940 werd hij lid van de NSB, al verzocht hij wel dat lidmaatschap geheim te houden, omdat hij voor een ‘Deutsch Ministerie’ werkzaam was. Protze overhandigde hem eind 1940 nog een lijst met namen van personen die tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de Britten in Rotterdam zouden hebben gewerkt.Het is goed mogelijk dat Protze die lijst had samengesteld aan de hand van het Vrinten-materiaal.. Op zijn beurt overhandigde Klaas de lijst aan J.H.G. Spillenaar (zie pagina van deze website ID Rtd 1914 -1940) die hij in 1918 had leren kennen als chef van de Rotterdamse politie-inlichtingendienst. Spillenaar, inmiddels gepensioneerd, informeerde bij het bevolkingsregister en rapporteerde vervolgens dat niemand van de lijst nog in Rotterdam woonde. Volgens Skrodzki kreeg Hoogeveen nog opdracht te zoeken naar zenders van de illegaliteit maar hij kon, waarschijnlijk geplaagd door zijn slechte gezondheid, geen resultaten boeken. Volgens Hoogeveen zelf kreeg hij begin 1941 van Protze opdracht gegevens te vergaren over de Centrale Inlichtingendienst van de NSB. In de zomer van dat jaar is hij nog met Protze betrokken geweest bij een poging om een Nederlandse visser vlak onder de Britse kust te laten spioneren; zie hiervoor verder onder Het R-Netz in Nederland ‘De Boer en Kielema’. Later dat jaar had Protze gegevens over ‘terreur-organisaties’ van ‘communistisch maaksel’ en hij vroeg Hoogeveen eind 1941 of hij mensen van die richting kende. Klaas noemde toen Jan Donker – zoon van een zus van Hoogeveens overleden vrouw, en eigenaar van een Rotterdams glazenwassersbedrijf – en Gerrit van Burink, een politiek actieve oud-onderwijzer. Na een ontmoeting met Protze bleek Van Burink bereid om gegevens over communisten te leveren. Donker noemde de naam van J.J.C. Baas, een riviervisser uit Rotterdam, en hij liet Hoogeveen vervolgens met deze man kennismaken. Op advies van Donker werd de daarna afgesproken maandelijkse beloning à 50 gulden via Donker in gedeeltes aan Baas uitbetaald. Donker omschreef de door Baas verstrekte gegevens later als ‘meestal zeer onbetrouwbaar.’111 Tijdens de oorlog namen Hoogeveens activiteiten geleidelijk af. (Bron: nisa-intelligence.nl) (11)
De zaak Kahrmann
In 1925 richtte de Duitser R.H.W. Kahrmann aan de Maas te Venlo de nv Metaalwarenfabriek Venlo op.105 Vanuit die fabriek had hij hoogstwaarschijnlijk – de fabriek is inmiddels afgebroken en vervangen door woonhuizen – zicht op de spoorbrug over de Maas.Als boekhouder had hij zijn vriend Otto Göbelsmann in dienst. Kahrmann werd omschreven als sociaal voelend en a-politiek, maar Göbelsmann zou een ‘fel aanhanger’ van de SS zijn. Kahrmann kreeg regelmatig bezoek van een ‘drietal zeer verdachte personen, vermoedelijk afkomstig uit Duitsland of Oostenrijk’ die dan geld ontvingen dat niet van de firma zelf afkomstig was; waarschijnlijk was dat bestemd voor de uitbetaling van agenten. Verder ontving een werknemer van het bedrijf, de Duitser J.A. Kaufmann – hoogstwaarschijnlijk op verzoek van Kahrmann – brieven uit Nederlands-Indië ‘met gegevens betreffende schepen en lading, afreistijdstippen en routes’. Die brieven werden vervolgens in Duitsland per post naar dekadressen in Hamburg of Bremen verstuurd.Deze naoorlogse justitie-gegevens zijn vrijwel zeker gebaseerd op MI5-informatie die kort na de bevrijding beschikbaar kwam. M.R. Augner alias Doktor Langenberg -een agent van I Heer Ast Hamburg- stuurde in 1938 vanuit Batavia gegevens over Britse scheepsbewegingen naar Kaufmann, toen nog wonend aan de Straelscheweg in Venlo. Enkele huizen verderop woonde toen A. Meiler die we in 'Agenten naar de overkant nog zullen tegenkomen als Abwehr-agent in de Verenigde Staten. Kaufmann stuurde Augners informatie door naar Egon Paulsen die in Hamburg woonde. Het is vrijwel zeker een alias van Sonderführer Ernst Moll, een medewerker van I Heer Ast Hamburg.Medio januari 1940 werd Kahrmann samen met zijn boekhouder gearresteerd op verdenking van spionage. Bij besluit van 14 februari 1940 werd hun het verblijf in de Bewakingsgebieden ontzegd en ze werden als ongewenste vreemdelingen naar Duitsland uitgeleid; Kaufmann was hen al op 27 januari voorgegaan.Vrijwel zeker werd het besluit op last van de Duitse bezettingsmacht in juni ingetrokken. Kahrmann wilde kennelijk zonder moeilijkheden terugkeren. De archiefstukken betreffende zijn persoon werden tijdens de oorlog vernietigd. Na de oorlog vertelde één van zijn dochters nog het volgende. Hij had dagelijks ’s morgens in Venlo en ’s middags in Lobberich gewerkt; deze dagelijkse verplaatsingen gebruikte hij om agenten de grens over te nemen, in beide richtingen.Na zijn uitwijzing nam hij zijn intrek in Lobberich bij één van zijn drie dochters, degene die gehuwd was met Zollinspektor Hans Heymanns. Hans was tevens Leiter van Meldekopf Kaldenkirchen van Nest Keulen die een uitgebreid netwerk van agenten, Duitse zowel als Nederlandse, onderhield. Kahrmanns naam dook in 1951 weer op, toen de Nederlandse consul in het Duitse Kleef hem een visum voor vier maanden verleende. Kahrmann wilde toen onder andere voor zaken in Rotterdam een firma bezoeken die handelde in sanitair, metalen en centrale verwarming. Noch van Kahrmann, noch van zijn vriend Göbelsmann bestaan CABR-dossiers.
Inzake Kahrmann heeft er een relatie bestaan met Frits Stieber, een in december 1924 tot Nederlander genaturaliseerde Duitser.Hij was op jonge leeftijd in Nederland komen wonen en werd hier tijdens de Eerste Wereldoorlog opgeroepen voor dienst in het Duitse leger. Hij weigerde echter voor zijn nummer op te komen. In 1928 werd hij als logementhouder ingeschreven voor een pand aan de Kruiskade in Rotterdam. In 1933 werd hij lid van de NSB en dankzij de NSB klandizie ging het hem voor de wind.In 1938 bedankte hij. Het jaar ervoor had hij tevens Taverne-Hotel Monopole in de Kruisstraat nabij station Delftsche Poort geopend.
In een naoorlogs rapport over Stieber wordt verteld:
‘Er liepen voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog geruchten door de stad dat het hotel van Stieber [...] een knooppunt was van internationale spionnen, hoewel deze geruchten door rapporteur niet bevestigd kunnen worden.’
Een afbeelding van station Delftse Poort in 1922. Linksboven de Spoorsingel en rechtsboven de Schiekade. Onder op de foto ligt de oude diergaarde met de hoofdingang aan de Kruisstraat rechtsonder. Frits Stieber, een in december 1924 tot Nederlander genaturaliseerde Duitser, begon in 1937 in deze straat Taverne-Hotel Monopole en als postadres voor de Abwehr gebruikt (Bron: skyscrapercity)
Bron: Bredasche Courant, dd 12-12-1936
Zoals eerder vermeld verbleef ook de beruchte agent Arthur Owens er in september 1939.
Er was inderdaad wel wat voor te zeggen, want op 17 december 1939 werd in het hotel ‘terzake van middelloosheid’ de koopman E. Wollert aangehouden.Zijn laatste woonplaats was Esch-sur-Alzette in Luxemburg geweest.
Zijn Luxemburgse pas was in september 1939 te Brussel afgegeven door de Luxemburgse consul-generaal en daaruit bleek dat hij op 25 november uit België naar Nederland was gekomen. Bij zijn aanhouding beschikte hij over slechts 3 gulden en 10 cent, terwijl hij in het hotel 30 gulden schuld had. Volgens zijn bewering zou hij binnen enkele dagen geld van zijn vader verwachten. Hij verklaarde voorts de alleenvertegenwoordiging te zullen krijgen van de N.V. Metaalwarenfabriek “Venlo” te Venlo, directeuren Goebelsmann & Kahrmann. [...] Bij onderzoek bleek hij van ongunstig moreel gedrag en van Duitse nationaliteit te zijn. Zijn pas werd ingenomen en nadat de Duitse consul in Rotterdam een Duits paspoort had verstrekt, werd hij op 7 maart 1940 naar Duitsland uitgeleid.
Hier is dus een relatie met Göbelsmann en Kahrmann vastgesteld, maar de ware aard is onduidelijk gebleken. Een dag na de aanhouding van Wollert werd in hotel Monopole de Belgische wisselagent, zeg maar een effectenmakelaar of employé van een wisselbank, J.M.F. Sinn gearresteerd; de dag ervoor was hij uit België gekomen. Ook hij beschikte slechts over geringe middelen en bleek in verbinding te staan met Wollert, voornoemd. Op 23-2-’40 is hij onder toezicht via Roosendaal afgereisd naar België.
'Te dien tijde was ik [verbalisant J.J. Swart] geplaatst aan de Afdeling Inlichtingendienst en meer in het bijzonder belast met de wering van staatsgevaarlijke vreemdelingen. Als zodanig werden de gedragingen van Wollert en Sinn te mijner kennis gebracht, waarna ik mij naar Venlo heb begeven voor het instellen van een nader onderzoek. [...] Daar de bescheiden van de Afdeling Inlichtingendienst bij de inval der Duitsers in Mei ’40 zijn vernietigd, ben ik voor wat nu volgt uitsluitend op mijn geheugen aangewezen. Ik herinner mij, dat bij het onderzoek in Venlo kwam vast te staan, dat Sinn en Wollert met Kahrmann en/of Goebelsmann over de grens naar Duitsland reisden, waar zij met bepaalde Duitse autoriteiten in contact werden gebracht.’
Ook in Brussel werd onderzoek gedaan en op grond van de daar verkregen gegevens mocht worden aangenomen dat Wollert en Sinn werkzaam waren voor de spionagedienst van een vreemde mogendheid ten nadele van een andere vreemde mogendheid. De Belgische neerslag van deze relaties is te vinden in een document ‘Wollert, Edouard’ en daarin staat zonder meer dat Sinn tijdens zijn ondervraging in Rotterdam bekend had voor Duitsland te hebben gewerkt.
Over Göbelsmann werd bericht dat hij lid was van een voor Duitsland werkende spionnenbende. In dit curieuze document werd ook E.H. Stotz vermeld, een in Brussel wonende Fransman die wegens spionage door de Fransen werd gezocht en in België werd aangehouden. Paula Hurter, van oorsprong Zwitserse, stond in contact met Wollert en in verband met ditzelfde werd ook Emile Seitz vermeld.
Opvallend is de vermelding van Gerhard Born. Dit was een voor Ast Stuttgart werkzame agent die we al vermeldden in het kader van Alfred baron van der Borch tot Verwolde. Zouden bovenstaande personen met Ast Stuttgart te maken hebben gehad?
Een gedeeltelijke verklaring van het juiste kader is te vinden in een naoorlogs rapport over Wollert. Wollert – geboren in Algringen, een stadje dat na de Eerste Wereldoorlog in Algrange was omgedoopt – vertelde in juni/juli 1939 in een café ene Walter Stotz te hebben ontmoet. Ze reisden naar Brussel, waar Stotz enkele dagen later een telegram ontving met de opdracht naar Nederland te reizen. Wollert vergezelde hem naar Venlo, waar hij in Hotel Germania kennis maakte met Doktor Dinkel, een alias van Major Travaglio van Ast Stuttgart. Wollert was een Duitser van geboorte, maar zonder papieren en Travaglio beloofde hem die te bezorgen en tevens Wollerts dreigende oproep in militaire dienst te blokkeren. In september 1939 gaf Stotz Wollert opdracht om naar Venlo te gaan en daar op hem te wachten; hijzelf moest eerst nog even naar het Belgische Verviers. In voorkomend geval kon Wollert daarvandaan een beroep doen op Born in Emmerich. Het is aannemelijk dat Stotz in die tijd gearresteerd werd, want na enkele dagen kreeg Wollert telegrafisch van Travaglio opdracht naar Rotterdam af te reizen. Er is hier een hiaat in Wollerts verklaringen, want volgens de eerder vermelde gegevens was hij op 25 november naar Nederland gekomen. Na zijn arrestatie op 17 december werd hij voortdurend over Travaglio ondervraagd, een naam die hij toen nog niet kende, en over Stotz. Het lijkt erop dat Stotz de Belgische autoriteiten een en ander had verteld. De chronologie loopt nog verder uit de pas, omdat Wollert vertelde door tussenkomst van de Luxemburgse autoriteiten te zijn vrijgelaten en naar de grens met Emmerich te zijn vervoerd. Daar belde hij Born op en stak hij de grens over. Hij werd vervolgens gearresteerd; het noemen van Stotz en Doktor Dinkel had pas na enkele weken resultaat. De grenspolitie ontving toen een telex-bericht van Ast München met het verzoek om Wollert als een van hun agenten naar Hotel Leinfelderhof in München te sturen; hij moest daar instructies afwachten.
Begin januari 1940 – het lijkt inderdaad plausibel dat hij eerder dan pas op 7 maart werd uitgeleid – werd hij opgezocht door Travaglio en Doktor Dinkelacker; later bleek dit een alias te zijn van Hauptmann Ickrath. Hij kreeg te horen dat hij voortaan voor Ickrath van Ast München zou gaan werken. Wollerts latere werkzaamheden zijn hier verder niet van belang.
Na al deze verdachte gasten in Stiebers hotel moet A.K.W. Ellingrath worden vermeld. Hij lijkt een uitzondering te zijn geweest. Verbalisant Swart meldde dat Ellingrath in een pension op de Diergaardelaan in Rotterdam woonde, maar ‘kind aan huis’ was bij Stieber en er bij herhaling zonder betaling logeerde. Hij werd op 2 september 1939 op Swarts last aangehouden ‘naar aanleiding van een door een andere pensiongast afgeluisterd telefoongesprek, dat door Ellingrath gevoerd werd met iemand in Goch (Duitsland). Hieruit viel namelijk op te maken, dat Ellingrath inlichtingen verschafte over bewegingen van Nederlandse troepen.’ Hij werd als ongewenste vreemdeling in bewaring gesteld, maar op 14 mei 1940 heengezonden. Swarts onderzoek voerde hem naar andere steden. ‘Ook kwam ik naar de grenspost Siebengewald, waar de 'hoofdaanlegger' uit Goch regelmatig per auto passeerde.’ Onwillekeurig gaan de gedachten dan uit naar de stadsarchitect van Goch, Mathieu Janssen, die voor Ast Münster werkzaam was. Onder Gruppe III, linecrossers en het RNetz.
‘Mat Janssen uit Goch’ komen we op Janssen terug. Ook tijdens de oorlog ontkende Ellingrath nog steeds betrokken te zijn geweest bij spionage, hetgeen pleit voor zijn onschuld.
In het proces-verbaal van Swart wordt nòg een aanhouding vermeld. Op 14 maart 1940 werd in hotel Monopole de Luxemburger F.L. Becker gearresteerd. Hij bleek twee Luxemburgse passen te bezitten en uit de stempels daarin was op te maken dat de ene was gebruikt voor reizen naar Duitsland en de andere voor reizen naar Frankrijk. Hij bekende voor Duitsland in het buitenland te spioneren. Ook hij werd op 14 mei vrijgelaten. Swart concludeerde:
‘Ik geloof niet, dat het logeren van vreemdelingen als Ellingrath, Wollert, Sinn en Becker in “Monopole” als toevalligheden moeten worden beschouwd. Ik ben veeleer van mening, dat “Monopole” een broeinest was van voor de onzijdigheid en onafhankelijkheid van Nederland hoogst gevaarlijke personen en dat Stieber hiervan volledig op de hoogte was.
De Kruisstraat na het bombardement. Stieber stond vermeld op de Rotterdamse lijst van gevaarlijke personen en werd dan ook in de meidagen geïnterneerd. Stiebers twee zaken werden tijdens het bombardement op 14 mei volledig verwoest. Eind 1940 opende hij een nieuwe zaak in de Rochussenstraat onder de naam Brauhaus Monopole (Bron: Tweede_WO.org)
Stieber stond vermeld op de Rotterdamse lijst van gevaarlijke personen en werd dan ook in de meidagen geïnterneerd. Stiebers twee zaken werden tijdens het bombardement op 14 mei volledig verwoest. Eind 1940 opende hij een nieuwe zaak in de Rochussenstraat onder de naam Brauhaus Monopole, een zaak die zich van de aanvang af al in buitengewoon druk bezoek van Duitse militairen en hun aanhang mocht verheugen.
Eind 1940 opende Stieber een nieuwe zaak in de Rochussenstraat onder de naam Gasthaus Brauhaus Monopole, een zaak die zich van de aanvang af al in buitengewoon druk bezoek van Duitse militairen en hun aanhang mocht verheugen. Linksonder tijdens de vijftiger jaren (Bron: Rotterdam010.nl)
In de Duitse taal beschreven zijde van de ansichtkaart van Gasthaus Brauhaus Monopole,
Midden 1942 werd hij opnieuw lid van de NSB en in november van dat jaar stelde hij een NSB’er als directeur aan. In maart 1943 gaf hij gevolg aan een oproep voor dienstneming bij de SS. Tot eind april 1945 vervulde hij koeriersdiensten. In 1949 probeerde hij via zijn raadsman erachter te komen wat voor straf hij krijgen zou, indien hij vanuit Duitsland naar Nederland zou terugkomen. Op 15 januari 1950 verscheen hij aan het hoofdbureau van politie in Rotterdam en hij werd daar aangehouden. Hij ontkende Wollert, Sinn en Becker te kennen.
‘Ellingrath ken ik wel. Deze woonde destijds, naar ik meen, op de Diergaardesingel alhier en was advertentiereiziger. Hij was van Duitse nationaliteit, gehuwd met een Nederlandse vrouw en sprak goed Nederlands. Hij kwam wel eens als bezoeker in mijn zaak’.
Na 10 mei 1940 had hij hem niet meer gezien en hij ontkende iets af te weten van spionage. Stieber werd op 8 maart 1950 wegens zijn dienst bij de Waffen-SS veroordeeld tot een half jaar gevangenisstraf.
(Bron: nisa-intelligence.nl) (11)
De spion van Schiebroek: P. C. Bakker (I Luft Ast Münster; Nest Bremen)
Piet Bakker (geb. ca. 1893), een kantoorbediende uit Schiebroek, seinde tegen betaling van 250 gulden per maand van midden november 1939 af dagelijks weerberichten naar Duitsland.1 De zender in zijn woning werd de maand erop in beslag genomen.
Het is aardig deze gegevens te vergelijken met een verhaal dat in 1940 op papier werd gezet. Bij de vlucht van Nederlanders naar Engeland in de meidagen van 1940 was er weinig gelegenheid archieven mee te nemen, als ze al niet waren verbrand.
In Londen waren in verband met de grote toestroom van Engelandvaarders gegevens over Duitsgezinde personen van groot belang voor de veiligheid van de geallieerden. De Britten ondervroegen deze reizigers dan ook uitgebreid. Door de Britten vertrouwde Nederlanders probeerden dergelijke gegevens op papier te zetten.
Over Bakker werd in oktober 1940 het volgende genoteerd. Te Overschie woonde in een kleine villa een gepensioneerde stuurman van de grote vaart, vermoedelijk ‘De Boer’ geheten. In 1914-1918 had hij voor Duitsland gewerkt, zodat het vermoeden bestond dat hij dat in 1939 weer zou doen. Rijksrechercheur F.C. Grondel stelde te zijnen huize een onderzoek in. Zeer toevallig lag er een seinsleutel op tafel. Grondel dreigde vervolgens het hele huis te laten afbreken indien hij niet de geheime zender te zien kreeg (die Grondel daar slechts vermoedde).
‘De Boer’ trapte erin en toonde een kleine ultra-kortegolfzender die boven het plafond verborgen was. Hij gaf hiermee draadloos gegevens door over scheepsbewegingen vanuit Rotterdam naar de Noordzee, evenals weerberichten, waarvoor hij 250 gulden per maand ontving. Het was vrijwel zeker dat hij in contact stond met een verder onbekend gebleven Sturm.
Rechtbank behandelt in 1940 Duitse spionage in Schiebroek
ALGEMEEN 1/5/2011, Door Chris Mast
SCHIEBROEK – Op 4 maart 1940 stonden voor de rechtbank in Rotterdam twee mannen terecht wegens spionage. Vanuit het huis van de 47-jarige Nederlander P.C.Bakker. aan de Molensingel 15, de huidige Wilgenlei, waren door hem met een geheime zender berichten doorgeseind aan de Duitse militaire inlichtingendienst, de Dienst Abwehr. De ander was de man, die hem in Amsterdam in het Lido zijn honorarium voor de maand december had overhandigd. Dat was een 35-jarige Duitse journalist uit Essen.
De toen nog zelfstandige gemeente Schiebroek kwam door deze rechtszaak volop in het nieuws. De krant was in de jaren dertig de belangrijkste bron van informatie. Schiebroek stond de dag erna prominent in alle kranten onder de kop ‘De spionnage zaak in Schiebroek’. Toen twee weken later de uitspraak volgde eveneens.
De rechtbank had zitting in het gerechtsgebouw aan de Noordsingel, dat sinds 1899 in gebruik was. Anders dan de verwachting vond de zitting niet plaats achter gesloten deuren. President van de rechtbank mr. F.G. Schalkwijk begon met de opmerking dat de Nederlandse verdachte wel had opgegeven kantoorbediende te zijn, wat ook op zijn paspoort was vermeld, maar dat hij in werkelijkheid van beroep marconist was.
Het contact tussen hem en de Duitse Inlichtingendienst dateerde uit de Eerste wereldoorlog toen hij als marconist voer. In september 1936 was hij aangezocht en aangenomen om spionage te verrichten in Frankrijk.
In september 1939 was hij naar Duitsland gereisd. In Dusseldorf was hij in contact gekomen met twee Duitsers, die hem hadden verzocht een berichtendienst op te zetten met behulp van een kortegolfzender, waarvoor hem een maandelijkse vergoeding van tweehonderdvijftig gulden werd geboden, benevens een vergoeding van onkosten.
Verdachte had gelegenheid gevonden de aan hem verstrekte geheime instructies te vernietigen doch ter vergemakkelijking van het justitieel onderzoek had hij er later een tekening van gegeven. Tijdens de inval door een rijksrechercheur en een opsporingsambtenaar van de radio-controledienst van de PTT had hij aanvankelijk ontkend een geheime zender in zijn woning te gebruiken. Doch toen men dreigde desnoods het gehele huis uit te breken, had hij de plaats onder het plafond gewezen.
Op de zitting verklaarde een opsporingsambtenaar van de radio-controledienst van de PTT A. Q. Melsert dat deze installatie geschikt was om in het buitenland te worden gehoord. Een militair, de kapitein van de artillerie M. A. Korting, verklaarde, dat weer- en bodemberichten informaties zijn, die voor een ander land van groot nut kunnen zijn en van invloed op door de legerleiding te nemen beslissingen.
Officier van justitie mr. H.J.A. Reumer had beide verdachten in de dagvaarding ten laste gelegd schending van het zogenaamde ‘neutraliteits-beginsel’: ‘Met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar wordt gestraft hij die in een geval van oorlog waarin Nederland niet is betrokken, opzettelijk eenige handeling verricht waardoor de onzijdigheid van de staat in gevaar wordt gebracht.’
Om de juridische basis van de tenlastelegging nog wat te versterken, was ook ten laste gelegd een handelen in strijd met de onafhankelijkheidsproclamatie van 3 september 1939, waardoor het verboden was radio-stations of andere middelen van berichtgeving op te richten ten dienste van een oorlogvoerende mogendheid. Voor beide verdachten eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van vijf jaar, één jaar lager dan het maximum.
(Bron: https://www.denieuwspeper.nl/regionaal-nieuws/rechtbank-behandelt-in-1940-duitse-spionage-in-schiebroek/)
(Bron: Leeuwarder Courant, dd 5-3-1940)
Hotel Weimar Rotterdam
Hotel-restaurant Weimar te Rotterdam, nabij 1e WO Spionnennest het Witte Huis, waar prins Bernhard wel eens een bezoek bracht en sprak met de NSB'er James van Hoey Smith, directeur van een der oudste scheepvaartondernemingen in Nederland (...)
De Estse Valli Nael, spionne voor de Britse geheime dienst heeft onthult over haar jaren in het Rotterdamse Hotel Weimar, dat voor de oorlog gefrequenteerd werd door alles wat Duits- of NSB-gezind was (Bron: G.J. Kikkert).
Valli Nael, spionne voor de Britse geheime dienst
Barretje Weimar
Kort voor haar dood sprak de Estse Valli Nael, spionne voor de Britse geheime dienst, met oranjekenner J.G. Kikkert. Nu pas onthult hij waarover: over Naels jaren in het Rotterdamse Hotel Weimar, dat voor de oorlog gefrequenteerd werd door alles wat Duits- of NSB-gezind was. Onder de bezoekers herkende ze prins Bernhard. Wat had die daar te zoeken?
De Engelse inlichtingenagent Richard Henry Stevens bezat ondanks zijn nog jeugdige leeftijd omstreeks 1925 een indrukwekkende staat van dienst, opgebouwd in de onoverzichtelijke noordwestelijke grensgebieden van Brits-Indië en in het Midden-Oosten. Zijn conduitestaat vermeldt zijn atletische prestaties, zijn uithoudingsvermogen en zijn vasthoudendheid. Verder bezat hij een grote aanleg voor talen, ook exotische, en wist hij altijd de beste plaatselijke krachten te recruteren. Dat laatste was over het algemeen een zwak punt bij de door vriend en vijand geprezen Britse geheime diensten MI5 en MI6.
Nadat in de republiek Estland op 1 december 1924 een communistische staatsgreep was verijdeld, werd Stevens door MI5 naar Tallinn gestuurd. Londen vond het noodzakelijk dat aan de westelijke grens van de Sovjetunie een bekwame agent een oog in het zeil hield en de activiteiten coördineerde. Dat kon heel goed vanuit Tallinn, waar in café Anglais op het Raadhuisplein de crème de la crème van de internationale inlichtingenwereld, sector Oost-Europa, kon worden aangetroffen. Wie informatie had aan te bieden, stond op, liep naar de bar, haalde een handvol pinda’s uit een schaaltje en ging weer zitten. Daarna kwam de rest vanzelf.
Nadat Stevens was overgeplaatst naar Nederland, ontdekte hij dat in de Hoefijzerbar aan de Haagse Herenstraat precies hetzelfde contactritueel werd opgevoerd. Iedereen deed het, alleen de Duitsers niet. Zij waren te grondig voor dergelijke frivole methoden.
Nederland was een belangrijk spionagetrefpunt. Het land lag ingeklemd tussen Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Als deze grote mogendheden het op een tweede wereldoorlog zouden laten aankomen, zou het wellicht weer neutrale Nederland voor de inlichtingendiensten van alle partijen van grote betekenis zijn.
Richard Henry Stevens ( 9-4-1893 , 122-1967) startte in het Britse leger en was vanaf 1939 hoofd van de Passport Control Office (PCO) van de Britse Geheime Intelligence Service (SIS) in Nederland . Zijn naam is nauw verbonden met het Venlo incident in 1939.
In 1939 kwam Stevens uit India, waar hij ambtenaar was. Hij sprak uitstekend Duits, Frans en Russisch. Grieks was zijn tweede moedertaal, bovendien beheerde hij Arabisch, Hindustan en Maleis. Hij had geen specifieke training of ervaring van geheime diensten in Europa.
*Stevens liet een van zijn beste agenten uit Estland naar Nederland overkomen, een jonge vrouw van nog geen dertig die het Duits en Russisch beheerste en het Nederlands spoedig onder de knie zou krijgen: Valli Nael. Nael werd gastvrouw en hoofd van de huishouding in hotel Weimar, in het centrum van Rotterdam, op de hoek van de Spaanschekade en het Haringvliet. Hotel Weimar oogde niet indrukwekkend, maar werd wel gefrequenteerd door mensen uit de betere kringen. Veel hotelgasten ontmoetten er Rotterdamse relaties in de bar. In deze betrekkelijk kleine ruimte werden grote zaken gedaan.Stevens werd in november 1939 naar Duitsland ontvoerd met kapitein Sigismund Payne Best tijdens het Venlo-incident . [1] Hij onthulde belangrijke geheimen over de Secret Intelligence Service . De Duitse nazi-propaganda presenteerde Best and Stevens als instructeurs van Georg Elsers ' Bürgerbräuattentat. Na vijf jaar gevangenisstraf als speciale gevangenen in het Sachsenhausen Concentratiekamp en Dachau Concentratiekamp , werd Stevens en Best in April 1945 vrij gelaten. Stevens verliet het leger als luitenant-kolonel, waar hij tijdens zijn gevangenschap was bevorderd. Hij werkte als vertaler, onder meer tussen 1951 en 1952 bij de NAVO in Parijs en Londen. Stevens stierf aan kanker in 1967 (7).
Agente Valli NAEL
STEVENS liet een van zijn beste agenten uit Estland naar Nederland overkomen, een jonge vrouw van nog geen dertig die het Duits en Russisch beheerste en het Nederlands spoedig onder de knie zou krijgen: Valli Nael. Zij werd als reserve toegevoegd aan een Estlandse damesroeiploeg op de Olympische spelen te Amsterdam in 1928. Na afloop bleef zij in Nederland. Ze kreeg een verblijfs- en een arbeidsvergunning, hoewel de Nederlandse autoriteiten daar in die dagen niet scheutig mee waren.
Nael werd gastvrouw en hoofd van de huishouding in hotel Weimar, in het centrum van Rotterdam, op de hoek van de Spaanschekade en het Haringvliet. Hotel Weimar oogde niet indrukwekkend, maar werd wel gefrequenteerd door mensen uit de betere kringen. Veel hotelgasten ontmoetten er Rotterdamse relaties in de bar. In deze betrekkelijk kleine ruimte werden grote zaken gedaan.
Nael kreeg de opdracht haar ogen en oren goed de kost te geven, net als in Tallinn in café Anglais. Wie bezochten Weimar? Met wie kwamen ze binnen? Met wie spraken zij? Waarover? Met wie gingen ze weg? Zo nu en dan, liefst niet te regelmatig, moest Nael verslag uitbrengen op een adres aan de Avenue Concordia in de Rotterdamse wijk Kralingen, waar zij aan de voordeur met vreugdekreten werd ontvangen en een paar uur later op de stoep luid en lang afscheid nam van de vrouw des huizes, een hartelijk Brabants type. Zo leek alles heel natuurlijk. Dat was nodig, want vanaf dit adres opereerden, onder de dekmantel van een handelsinformatiekantoor A.J.J. Vrinten, een van de belangrijkste Nederlandse MI5-agenten en zijn vrouw Ploon (Apollonia), met wie hij al zijn kennis deelde.
Nationaal-Socialistische Beweging
In haar Rotterdamse jaren zag Nael haar opdrachtgever Richard Stevens slechts een paar keer. Hij zat dan in de Weimar-bar, bestelde in het Duits een glas bier en gaf haar een knipoog.
Een halve eeuw nadien, niet lang voor haar dood, sprak ik Valli Nael. ‘Bijna alle Nederlandse bezoekers aan de bar van Weimar waren nazi’s of op z'n minst nazi-gezind’, zei ze. Het prototype van de Weimar-gast was een goed doorvoede NSB'er of NSB-sympathisant van het wat deftiger type, zoals Bartelt Hendrik Blankenberg, rijk geworden in de rubber en wonend in een buiten aan de Vecht. Hij gaf altijd luidkeels af op het proletarische karakter van de NSB, maar maakte er geen geheim van dat hij Musserts beweging met aanzienlijke bedragen steunde. Zijn vroegere vennoot in de Rubber Cultuur Maatschappij, Pieter van Leeuwen Boomkamp, gold zelfs als de belangrijkste sponsor van de Nationaal-Socialistische Beweging. Hij woonde op een ruim bemeten landgoed in Het Gooi en werd eveneens enkele keren in hotel Weimar gesignaleerd.
Eckart Hauptmann
Een bijzondere vaste gast was Eckart Hauptmann, zoon van de beroemde schrijver Gerhart Hauptmann, die in de vorige eeuw in zijn toneelstuk Die Weber de proletariërs als denkende mensen opvoerde. Zijn zoon Eckart dacht in een heel andere richting. Officieel was hij hoofdvertegenwoordiger van de Duitse firma AEG in Nederland. Hij was vaak in gezelschap van Gerhard Fritze, die in Nederland de Hollandsche Koopmansbank had gesticht, maar vooral Naels aandacht verdiende als hoogste functionaris van Berlin NW7 in Nederland. Als infiltratiedeskundige van deze perfect georganiseerde geheime dienst voor bedrijfsspionage van het wereldomvattende chemieconcern IG Farben had Fritze zijn sporen verdiend in Argentinië en Zweden. Op 9 mei 1940 vertrok hij uit Nederland naar de Verenigde Staten, waar hij vanuit zijn kantoor in New York zijn zaken gewoon voortzette.
Deze Gerhard Fritze speelde op een cruciaal ogenblik een belangrijke rol in onze vaderlandse geschiedenis: hij arrangeerde de kennismaking tussen prinses Juliana en Bernhard van Lippe-Biesterfeld, een employé van Berlin NW7 in Parijs. Dat resulteerde in januari 1937 in een huwelijk. Koningin Wilhelmina dwong haar schoonzoon wel ontslag te nemen bij zijn werkgever.
Bijna twee jaar later bracht Valli Nael het echtpaar Vrinten in staat van opwinding met de mededeling dat prins Bernhard enige uren in de bar van Hotel Weimar was geweest. 'Hij droeg geen anjer, maar hij was het toch.’ Met wie hij binnengekomen was, had zij niet kunnen waarnemen. Met wie hij vertrok wel: de heren Ter Poorten, Van Heijst en Sperling.
Vrinten had hun antecedenten in zijn (tijdens de bezetting door de Duitsers buitgemaakte) kaartenbakken. Cornelis ter Poorten was een gepensioneerde zeeofficier en - blijkens uitlatingen van collega’s - 'een schandelijke NSB'er’. De tweede metgezel van de prins, luitenant-kolonel vlieger Floris van Heijst, voelde zich eveneens openlijk tot Musserts gedachtengoed aangetrokken. De derde man was een Duitser: Hans Jurgen Sperling, sinds kort directeur van het Duitse Verkeersbureau te Amsterdam, nadat hij verscheidene jaren als vertegenwoordiger van de Duitse spoorwegen in Rotterdam had gewoond.
De aanwezigheid van deze oud-officier was verontrustend. Het Duitse Verkeersbureau was belangrijker als schijngestalte van de Abwehr (de inlichtingendienst van het Duitse leger) dan als inlichtingen- en bemiddelingsbureau voor toeristen. De Duitse meesterspion Traugott Protze had onder de naam Richard Paarmann eerder de directeurspost in Amsterdam bekleed. Hij had het Verkeersbureau ongetwijfeld voortreffelijk georganiseerd aan zijn opvolger overgedragen.
Prins Bernhard
Prins Bernhard kwam nog verscheidene keren met een klein gevolg in twee of meer auto’s. De wagens werden aan de waterkant tussen de bomen geparkeerd en de chauffeurs en wellicht enige rechercheurs bleven daar dan rondhangen. De prins, altijd zonder anjer, sprak in de Weimar-bar met onder meer James van Hoey Smith, directeur van een der oudste scheepvaartondernemingen in Nederland. Deze reder en grootgrondbezitter van Schotse afkomst begreep, zoals meer figuren uit het Rotterdamse zakenleven, dat goede betrekkingen met de Duitsers een belangrijke voorwaarde was voor de bloei van Rotterdam en zijn haven. Tijdens de oorlog stond Van Hoey Smith op zo goede voet met de bezetter dat die bij de aanleg van de Atlantikwall op het eiland Voorne zijn bos spaarde.
De Rotterdamse NSB achterban bestond vooral uit vertegenwoordigers van de kleine burgerij: winkeliers, kantoorbedienden en
mensen met een vrij beroep. De NSB had echter ook aanhangers onder de elite. Sommigen kwamen openlijk voor hun fascistische sympathieën uit, zoals de scheepvaartondernemer James van Hoey Smith die zich namens de NSB kandidaat stelde voor de Provinciale Staten. Over andere Rotterdamse havenbaronnen ging het hardnekkige gerucht dat ze de NSB financieel ondersteunden. Naar de motieven van mensen als Van Hoey Smith is het gissen, maar dat socialistenhaat een rol speelde lijkt wel zeker”.
(Bron: Leidsch Dagblad | 28 mei 1965)
Nael: 'Wat de prins zo langdurig met Van Hoey Smith te bespreken had, werd mij niet duidelijk, maar het zal niet over zijn tuin of over zijn landgoed zijn gegaan, al heeft hij Bernhard wel uitgenodigd om daar eens te komen jagen.’
Ook sprak Bernhard op een avond in de herfst van 1938 in de Weimar-bar met de beroepsofficier Th.E.E.H. Mathon, die in die jaren ook aan politiek deed. Mathon was een volgeling van oud-generaal C.J. Snijders, een vroegere favoriet van koningin Wilhelmina die na de Eerste Wereldoorlog de leider werd van het extreem reactionaire, nationalistische, militaristische en kolonialistische Verbond voor Nationaal Herstel. Zijn politieke activiteiten schaadden Mathons carrière niet. Hij bracht het tot luitenant-generaal van de cavalerie en was ook Chef Staf voor de Civiele Verdediging.
Nael: 'Het gesprek tussen de prins en Mathon duurde lang en iedereen werd bij het tafeltje weggehouden. Dat gebeurde wel vaker als de prins de bar bezocht. De sfeer was dan altijd onderdanig, al gedroeg Bernhard zich meestal ongedwongen.’
Een menukaart van de korpsmaaltijd ter gelegenheid van het 273-jarig bestaan van het Korps Mariniers op 10 december 1938 in Hotel Weimar te Rotterdam. Bij dit diner is ook Prins Bernhard aanwezig. Aan de binnenzijde staan twee menu's en acht tekeningen van onder meer een bivak, het waterfort op Curacao en het defileren. Op de achterzijde staan zes handtekeningen van aanwezigen.(Bron: Beeldbank Defensie)
Maar één keer raakte prins Bernhard bijna betrokken bij een ruzie, vermoedelijk met een politieke aanleiding. In ieder geval voer hij nogal uit tegen een stamgast, die als een vreemde eend in de bijt zou kunnen worden aangemerkt:
Johan van Loghem, een architect met een bureau in het Witte Huis aan de overzijde van de Oude Haven. Als hij lang moest werken, ging hij ’s avonds niet naar huis in Haarlem, maar bleef hij over in hotel Weimar.
Nael: 'Ze noemden hem daar “de Bolsjewiek”. Hij had enige jaren in Siberië gewerkt bij het uit de grond stampen van nieuwe fabriekssteden. Nadat zijn bewondering voor kameraad Stalin was ineengeschrompeld, was hij naar Nederland teruggekeerd en nu ontwierp hij zowel villa’s voor rijke mensen als arbeiderswoningen, waarbij hij veel zaken met Duitsland deed.’
1939 Venlo - incident
De officiële Engelse documenten rondom het Venlo-incident zouden pas ná 2015 worden vrijgegeven. Dit is echter al eerder gebeurd door een aanpassing in de Engelse wetgeving. De documenten waar het om gaat zijn voor het eerst te zien geweest in de documentaire 'Het Venlo Incident, 70 jaar na dato'. (Bron: Youtube)
Luitenant Dirk Klop. (7)
Met deze informatie kon de Gestapo meer Britse agenten in bezette gebieden arresteren, onder meer in het Tsjechische deel van Tsjechoslowakije en het pas geannexeerde Sudetenland. Zij verkreeg bovendien informatie over de organisatie van de SIS en een lijst van SIS-officieren die gevangengenomen zouden moeten worden zodra de invasie van Groot-Brittannië een feit zou zijn. (7)
In de nacht van 8 op 9 november 1939 overschreed een Duitse SS commando-eenheid, onder leiding van majoor Alfred Helmut Naujocks, de grens met het soevereine en officieel neutrale Nederland. Zij zouden de Britse agenten ontmoeten in Café Backus aan de Herungerberg, op enkele tientallen meters afstand van de grens. De Britten was een ontmoeting beloofd met de generaal die de leider was van de samenzweerders. Best en Stevens werden vergezeld door chauffeur J.F. Lemmens en de Nederlandse luitenant Dirk Klop, ondanks een waarschuwing door Henri Koot. Deze specialist in cryptografie vond de door de vermeende Duitse samenzweerders gebruikte code zo zwak, dat hij hen niet serieus nam en een Duitse valstrik vermoedde.Toen Best, Stevens en Klop aankwamen bij Café Backus aan de Herungerberg, dwongen de Duitsers hun auto met vuur van een machinegeweer tot stilstand. Klop beantwoordde het vuur met zijn dienstpistool, maar werd dodelijk verwond. De Duitsers voerden de twee Britse agenten en het lichaam van Klop over de grens naar Duitsland. Stevens had bij zijn gevangenneming een lijst van Britse agenten bij zich. In Düsseldorf moesten de Britse agenten bij hun ondervraging meer informatie prijsgeven.
Café Backus in 2007 (7).
Ze werden gevangen genomen. Hitler had dit Venlo-incident willen gebruiken alsvoorwendsel voor de aanval op Nederland. Zo was de oorlog met Polen ook uitgelokt. Maar de aanval op de Lage Landen werd in de herfst van 1939 op het laatste moment afgeblazen. Voor ingewijden was het de vraag hoelang Nederland nog neutraal zou blijven.
Het aantal vaste Duitse logeergasten in hotel Weimar nam toe. Naels aandacht werd vooral getrokken door een tweeling, die stond ingeschreven als Heinz en Friedrich Neumann. Ze bewoonden een grote kamer in de hoektoren van het gebouw. Er was er altijd één aanwezig en één afwezig en ze wisselden elkaar onregelmatig en op alle uren van het etmaal af. Ze bemoeiden zich nooit met de andere gasten en kwamen niet in de bar. Na een verblijf van drie maanden vertrokken ze overhaast in de vooravond van de negende mei 1940. Ze lieten hun koffers naar het Maasstation brengen. Maar toen die daar aankwamen, bleek de tweeling reeds met de trein in de richting Utrecht vertrokken te zijn.
Prins Bernhard had zich toen al lange tijd niet meer in Weimar vertoond.
Ook nadat Stevens in Duitse gevangenschap was geraakt, moest Nael rapport blijven uitbrengen bij Vrinten. In het vroege voorjaar van 1940 werd haar gevraagd op haar eerstvolgende vrije dag naar een adres in Utrecht te gaan en een lijst van vaste bezoekers aan het hotel en de bar van mee te brengen. Zij stelde die lijst samen met Vrinten op. Nael: 'Toen ik voorstelde om ook prins Bernhard te vermelden, zei Vrinten dat dat niet nodig was.’
Nael kwam terecht op het kantoor van de organisatie Eenheid door Democratie aan de Stationsstraat, waar ook het gelijknamige weekblad werd gemaakt. EdD voerde als motto 'Mussert noch Moskou’ en had in de tweede helft van de jaren dertig meer leden dan alle Nederlandse politieke partijen bij elkaar. Op de zwaar gebarricadeerde zolder zat hoofdredacteur en freelance inlichtingenofficier Pieter Brijnen te midden van ordners en kaartenbakken. Hij voerde regelmatig geheime opdrachten uit voor GS III, de Nederlandse militaire inlichtingendienst. De regering werd daar buiten gehouden, want Colijn en later De Geer wilden het bevriende staatshoofd Adolf Hitler niet bruuskeren.
In de winter van 1939-'40 had Brijnen een lijst van staatsgevaarlijke Nederlanders samengesteld, met daarbij het advies deze lieden te interneren, liefst op een West-Indisch eiland of in Suriname, voordat de Duitsers de vijandelijkheden zouden openen. Nael: 'Tot mijn verbazing waren bijna alle namen van mijn lijst ook in die van Brijnen te vinden. Er was er bovendien nog een van iemand die ik kende, zij het niet via het Weimar-hotel.’ Dat was Godert baron van Lynden van Horstwaerde, van wie bijna alle voorvaderen aan het Oranjehof hadden gediend. Brijnen vond dat hij op de lijst hoorde en Nael kon daar goed inkomen: 'Nadat ik hem een paar keer had ontmoet, stond hij mij tegen. Door zijn kapsel en snorretje leek hij ook nog op Hitler.’
Baron Van Lynden was leider van de sekte Orde van Getuigen van Christus en hoofdredacteur van het blad Evangelie en Volk. Daarin predikte hij een christelijk nationaal-socialisme en ontwikkelde hij een eigen liturgie. Verder was hij voorzitter van de Hoge Raad van Discipline van de NSB en als zodanig invloedrijk. Bovendien woonde hij in het bos van Soestdijk op een steenworp afstand van het paleis.
Brijnens lijst bleef in een bureaulade. Toen de Nederlandse regering op 4 mei 1940 tot de arrestatie van 21 staatsgevaarlijke landgenoten besloot, werd daarvoor een 'eigen’ lijst gebruikt. Daarop stonden de namen van drie communisten, een aantal NSDAP'ers en zes NSB'ers. M.M. Rost van Tonningen was de enige gearresteerde van naam. Hij was Tweede-Kamerlid voor de NSB, hoofdredacteur van het Nationaal Dagblad en het financi‰le brein van Musserts partij.
Toen de Duitsers kwamen, ontsnapten Brijnen en het echtpaar Vrinten naar Engeland. De volgende dag vond het bombardement van Rotterdam plaats. Hotel Weimar, reeds beschadigd door de gevechten om de Maasbruggen, werd totaal verwoest. Valli Nael was nu zonder werkgever, maar dat duurde niet lang. Enige dagen later stond een haar onbekende man voor de deur van haar logeeradres in Nijmegen. Zij kon de komende maandag beginnen in het American Hotel te Amsterdam - 'onder dezelfde condities als in Weimar’.
Vele jaren na de oorlog verbaasde zij zich er nog altijd over dat zij tijdens de bezetting door de Duitsers ongemoeid is gelaten: 'Vrintens plotselinge vertrek zou de Duitsers toch aan het denken hebben moeten zetten, vooral nadat zijn complete archief, verstopt in Waalwijk, in hun handen was gevallen.
Later hoorde ik dat Stevens tijdens zijn gevangenschap alle medewerking aan de Duitsers heeft verleend. Blijkbaar ben ik toch altijd voorzichtig genoeg geweest en hebben Stevens en Vrinten over mij gezwegen. Je moet maar wachten met dit alles op te schrijven tot ik dood ben. Of liefst nog een paar jaar later.’
Valli Nael overleed in 1991. (Bron: groene.nl, door G.J. Kikkert, dd 4-3-1998)
1940 A.J.J. Vrinten (MI5) versus Inlichtingendienst (ID) Rotterdam
Met de stedelijke veiligheidsdiensten van Hamburg en Antwerpen worden goede betrekkingen onderhouden. Met de Engelse dienst (MI5) heeft men geen contact en de grote man van de Engelsen, de ‘koopman’ Vrinten, die herhaaldelijk tracht bij de ID in het gevlei te komen, vindt een gesloten deur.
Als op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt, komt Vrinten bij de ID en zegt, dat het nu toch wel tijd zal worden om samen te werken. Hem wordt andermaal de deur gewezen. (1)
Sigismund Payne Best
Franciscus Adrianus Hensen is werkzaam voor A.J.J. Vrinten die onder de dekmantel van een handelsinformatiekantoor werkte en één van de belangrijkste Nederlandse MI5-agenten was met zijn vrouw Ploon (Apollonia), met wie hij al zijn kennis deelde. Hensen moest zijn werkzaamheden met de doodstraf (onthoofding) bekopen.
Kapitein Sigismund Payne Best (Cheltenham, 14 april 1885 - Calne, 21 september 1978) was een Britse agent van de British Secret Intelligence Service (SIS), tegenwoordig beter bekend onder de naam MI6, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij is vooral bekend geworden door zijn gevangenneming tijdens het Venlo-incident samen met majoor Richard Stevens.
In de Eerste Wereldoorlog was Payne Best reeds actief in Nederland als geheim agent van de opgeheven militaire inlichtingendienst Wallinger London, dat gedurende de jaren 1917 en 1918 een kantoor had aan de Heemraadssingel in Rotterdam. Eind 1917 moest Payne Best terugkeren naar Londen. Na de oorlog keerde hij in 1919 terug in Nederland en huwde hij met de Nederlandse schilderes Margaretha van Rees (1892-1980)
Hij begon een handelsbedrijf in farmaceutica, nadat hij in de oorlog veel gebruik had gemaakt van morfine en cocaïne als betaalmiddel voor spionnen. Hij woonde in Den Haag aan het Lange Voorhout 90 en stond bekend als een serieuze Engelse zakenman die in hoge Haagse kringen verkeerde met onder zijn kennissen prins Hendrik.
Sigismund Payne Best heeft in Sachsenhausen en Dachau gevangengezeten en de oorlog overleefd. Tijdens deze jaren leerde hij onder meer Georg Elser en theoloog Dietrich Bonhoeffer kennen.
In 1950 schreef Payne Best een bestseller over het Venlo-incident. In 1978 stierf hij op 93-jarige leeftijd. (7)
Sonderfahndungsliste
Vrinten staat dan al als agent voor de Britten op de 'zwarte lijst', als volgt: "Adrianus Johannes Josephus Frinten (Alias Vrinten) (13. November 1893 in Loon Op Zand, Niederlande): Britischer Nachrichtenagent, involviert in Angelegenheit Stevens/Best; zuletzt gesehen in Rotterdam; gesucht von Referat IVE4"
Reinhard Tristan Eugen Heydrich (Halle (Saale), 7 maart 1904 – Praag, 4 juni 1942) was een Duits nazileider en Reichsprotector van Protectoraat Bohemen en Moravië tijdens de periode van nazi-Duitsland (1933-1945). Hij bezweek aan verwondingen die hij opliep tijdens een aanslag door de Tsjech Jan Kubiš en de Slowaak Jozef Gabčík. Hij was hoofd van de RSHA die de zwarte lijst samenstelde waarop o.a. Aad Vrinten voor kwam. (7)
Die Sonderfahndungsliste G.B. (Sonderfahndungsliste Großbritannien) war ein im Frühjahr 1940 im Reichssicherheitshauptamt (RSHA) zusammengestelltes umfassendes Verzeichnis mit den Namen und Personalien von 2820 Personen. Reinhard Heydrich, the original chief of the RSHA, as an SS-Gruppenführer in August 1940. (7)
Prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld
Begin februari 1936 schrijft tante Anna zur Lippe:
Lieve Bernilo!
In Berlijn trof ik gisteren mijn nicht Ally Mecklenburg en ze vroeg mij jou te schrijven dat je mogelijkerwijs voor de Wintersportolympiade naar Partenkirchen gaat. De Knk.Fam uit H. komt vanuit Oostenrijk geregeld over om deze bij te wonen. Je zou er naartoe moeten gaan en je bekend maken. Ik denk dat je het beste een hoveling of een hofdame kunt vragen je voor te stellen en je tijdens de dagen daar vaak
moet laten zien,aangezien ze al van je weten. Naar ik hoor, zullen daar ook andere heren met dezelfde intenties zijn. Ik wens je nadrukkelijk alle goeds. Ik hoop dat het je lukt, ook al is de tijd nogal krap, je tante Anna.
4 februari 1936 arrangement huwelijk Juliana- Aschwin
Een half jaar later, op 4 februari van het volgend jaar terwijl de Koningin en de Prinses met gevolg voor een wintersportvacantie in Oostenrijk waren, kwam Prinses Hella weer op hoge benen Schelto's bureau binnenstappen, nu om geïndigneerd de boodschap door te geven, dat haar tante [Wilhelmina] had toegestemd in een zogenaamd vrijblijvende ontmoeting tussen Prinses Juliana en Prins Bernard. Schelto was stupéfait. Hij voelde zich machteloos, en was evenmin als oom Luc van Suchtelen niet geïnteresseerd te weten wat zich achter zijn rug om had afgespeeld. (Eernstma, 1998)
6 februari 1936 Bernhard antwoordt zijn tante Anna. Ze had hem enkele dagen eerder in een brief gewezen op de koninklijke familie uit Nederland, die op wintersportvakantie in Oostenrijk, regelmatig de Olympische Winterspelen in Partenkirchen bezoekt. Algemeen bekend was dat koningin Wilhelmina, en haar ministers naarstig op zoek waren naar een man voor Juliana.
Mijn lieve tante Anna!
Zeer, zeer veel dank voor je lieve brief! Ik zal dus waarschijnlijk morgen afreizen en hoop dat alles goed gaat. Ken jij misschien iemand die me een aanbevelingsbrief of zoiets voor een hoveling mee kan geven of op wie ik me kan beroepen? Zo ja, schrijf mij dan alsjeblieft in Garmisch-Partenkirschen, de Archstrasse bij de heer Franck-Rosenthal. Ik kreeg hier gelukkig onder allerlei voorwendsels vakantie. Een vriendelijk groet aan oom Leopold. Hoe weten de Hollanders van mij? Heb je al wat meer gehoord? En wie zal er nog meer zijn? Ik kus je hand, met heel veel zeer hartelijke groeten, je dankbare neef Bernilo.
Affaire Colijn, premier gechanteerd door een “Dirne in Berlin”
Premier Colijn, de zo hoog gestegen calvinistische boerenzoon, de 65 gepasseerd, was omstreeks de verloving van Juliana en Bernhard begonnen aan een verhouding met de Duitse Helga Schultze,
“een slecht befaamde vrouw”, van wie gevreesd kon worden dat zij voorkwam op de betaallijsten van de Duitse (nazi-)inlichtingendienst (Gestapo).
Onder deze omstandigheden was het niet waarschijnlijk dat nu juist Colijn Bernhard zou moeten waarschuwen: de prins erop moest wijzen dat hij beter geen bezoeken meer zou kunnen afleggen bij mevrouw Von Pannewitz (een persoonlijke vriendin van Hermann Göring en ex-keizer Wilhelm II) in het door een groot park omgeven buitenhuis De Hartekamp te Heemstede; hem zou moeten manen voorzichtig te zijn bij het aanknopen van een relatie met Hélène van Leeuwen Boomkamp, omdat haar vader niet alleen multimiljonair, maar ook nog lid en hoofdsponsor van de NSB was. Bernhard was een graag geziene gast in Van Leeuwen Boomkamps Gooise herenboerderij (een voormalige melkfabriek), die zo ruim bemeten was dat er in de ene vleugel een groot feest kon plaatsvinden zonder dat men dit in de andere vleugel hoorde. En er waren váák feesten op “Oud-Bussemï Daar hernieuwde de prins ook zijn kennismaking met Luca Fritze, een weelderige schoonheid, hoewel pas 18, met een rijkdom aan prachtig donkerrood haar, de dochter van Bernhards weldoener dr. Gerhard Fritze, die enkele dagen vóór de Duitse inval in mei 1940 naar de Verenigde Staten verhuisde. Daar bezocht Bernhard hem tijdens de oorlog regelmatig, ook in gezelschap van prinses Juliana. (Stein, 1996)
10 februari 1936 (volgens Van Zijl eerste ontmoeting met Juliana)
13 en 14 februari 1936 Juliana en Bernhard ontmoeten elkaar in Garmisch-Partenkirchen.
Spoedcursus Nederlands
ln het geheim was prins Bernhard voor die septemberdagen van 1936 al diverse keren in Nederland geweest. Mr. Gijsbert van Hardenbroek, eens gedoodverfd als de toekomstige man van Juliana, de zoon van de opperceremoniemeester van koningin Wilhelmina,` gaf Bernhard in Zwolle een spoedcursus in de Nederlandse taal. Lang voordien had de prins in Nederland al goede bekenden. Een van hen is de heer J. Teengs Gerritsen in Wassenaar, nog steeds een van de meest intieme vrienden van de prins en een man wiens naam ook regelmatig opdook tijdens de Lockheed affaire. (Lammers, 1976, p. 119)
Talle von Vietinghoff, Bernhard en Aschwin -in Werhmachtsuniform – in Berlijn
Op 28 juli 1936 schreef hij [Bernhard] uit Parijs om Juliana te bedanken voor haar brieven, zich dit keer bedienend van het Engels. 'I was so happy to get them.' Een week later had hij zijn intrek genomen in Pension Fürstenhaus op de Kurfürstendamm 69 in Berlijn om gasten van I.G. Farben bij de olympiade te vergezellen. Volgens de prins had prinses Hermine, de vrouw van de Duitse ex-keizer, hem via zijn moeder laten vragen haar twee dochters (uit een eerder huwelijk) in Berlijn te chaperonneren. Zo'n vals spoor ("false track") kwam misschien wel van pas tegenover journalisten, zij het dat hij beide dames niet kan uitstaan! Hij had dus het aanbod afgeslagen.
Talle von Vietinghoff, Bernhard en Aschwin -in Werhmachtsuniform – in Berlijn
4 augustus 1936 Bernhard vergezeld, in zwart SS-uniform, de gasten van I.G. Farben op de Olympische Spelen in Berlijn. Ook Aschwin en Armgard zijn aanwezig.
Uit Soltikow verhoor Armgard:
[...] hij [Bernhard] was zelfs zo geestdriftig over het Derde Rijk en zijn Olympiade in 1936 - het verlovingsjaar! - dat hij zich 'hoewel hij weinig geld had,.door de beste kleermaker van Berlijn zijn zwarte SS-uniform liet aanmeten, dat hij vol trots droeg, en het stond hem ook inderdaad formidabel' (Klinkenberg, 1979)
(In zijn geautoriseerde biografie uit 1962 geeft Bernhard toe dat hij het bruine uniform van de SA en het zwarte van de SS gedragen heeft.) (Wim Klinkenberg - Prins Bernhard - Een politieke biografie) (3e druk, 1986).
Er volgden voor Bernhard drukke dagen. Hij bezocht het olympisch dorp. was aanwezig hij de openingsceremonie en stelde vast dat Berlijn totaal veranderd was. 'Paris is like a village compared with it now.' iedereen was vrolijk 'and feeling good and happy and delightful'. 's Avonds waren er bals, theatervoorstellingen en diners. Ook zijn moeder en broer waren naar Berlijn gekomen. Hij zag de Nederlandse atleet Tinus Osendarp als eerste vertegenwoordiger van het blanke ras derde worden in de finale voor de honderd meter heren. “Gratuliere!' De stemming kon niet beter zijn.
'Here the whole town is more or less crazy, really but it is a wonderful show.' Tijdens de Tweede Wereldoorlog verloor Osendarp zijn baan bij de KLM en ging werken bij de politie in Den Haag. In 1941 werd hij lid van de NSB. Later trad hij toe tot de Germaanse SS en de Sicherheitsdienst. In 1944 kwam hij bij het beruchte Commando Leemhuis in Den Haag. Daar was hij betrokken bij de arrestatie van tientallen verzetsmensen, waarvan een aantal in gevangenschap is omgebracht.
4 augustus 1936 Cornelis van Geelkerken (NSB): Kroonprinses Juliana geestdriftig voor NSB. Haar hele omgeving bestaat uit nationaal-socialististen.
Als gevolg van de Greet Hofmans crisis is door Bernhard, nadat van Heeckeren van Molecaten was ontslagen, mr Jan van der Hoeven aangesteld als particulier secretaris van Juliana. Oud NSB-er Van der Hoeven nam Grimbert, de zoon van Meinoud Rost van Tonningen, op in huis.
5 augustus 1936
Het parlement neemt een grondwetsherziening aan waarbij het kroonprinsesselijk jaarinkomen van 400.000 gulden na haar huwelijk gelijk over beide echtelieden zal worden verdeeld.
5 augustus 1936 De Telegraaf brengt het nieuws van de 'terugkeer' van de Rost vanTonningen
Een belangrijk feit volgt hierop. De Volkenbondvertegenwoordiger Meinoud Rost van Tonningen komt in 1936 uit Oostenrijk naar Nederland. Hij had in Oostenrijk orde op de financiële staatszaken gesteld. Blijken zal, dat prins Bernhard deze Meinoud niet kan uitstaan. Zozeer, dat hij hem een paar maal naar het leven zal staan. Zoals in mei 1940, en in juni 1945 – definitief. Op 5 augustus 1936 brengt. Nadat uitvoerig was gesproken over de situatie in Oostenrijk, kwam de politieke en economische situatie van Nederland aan de orde. In zijn ontslagbrief aan de Volkenbond had Rost van Tonningen namelijk geschreven.
"Anderzijds blijkt de toestand van mijn Vaderland zoo moeilijk te zijn, dat ik als goed vaderlander meen te moeten werken voor mijn land, ten einde Nederland te helpen oprichten tegen de vernietigende macht die het van binnen uit en van buiten af bedreigt".
Wat hij daar nu precies mee bedoelde bleef mistig. Waarheid, warheid & werkelijkheid.
Officieel waren het de heren Loudon en Colijn, beiden hotemetoten bij de 'Royal Dutch'/Shell, die Wilhelmina zouden hebben gewezen op de kwaliteiten van Bernhard. Dat die toen lid was van de SA en de SS bleek geen bezwaar. Terwijl Bernhard en Juliana elkaar al in 1934 en '35 ontmoetten, gebeurde dat officieel pas in februari 1936 in Oostenrijk. Toevallig. Zoals Wilhelmina ons voorliegt in haar autobiografie 'Eenzaam maar niet alleen'. Waarna beiden naar de Nazistische Olympische Spelen gingen. Terwijl aan sportbeoefenaren werd verweten aan deze Nazi-propaganda mee te doen – en sommigen onder hen dat dan ook hadden geweigerd.
Het werd zelfs toegestaan dat toen vlak voor het huwelijk op de galavoorstelling in Den Haag op uitdrukkelijk verzoek van Wilhelmina het Horst Wessellied werd gespeeld, in de Koninklijke loge door diverse genodigden de Hitlergroet werd gebracht. Uiteraard met toe- en instemming van Wilhelmina.
Augustus 1936 Rost van Tonningen bezoekt Hitler
Verenigd Europa
Meinoud Rost van Tonningen wordt in augustus 1936 door von Papen bij Hitler geïntroduceerd. Hij vroeg aan Hitler welke politiek hij voerde ten opzichte van Engeland en de andere Germaanse landen van het Europese vasteland, waarover Rost van Tonningen al eerder met Schacht had gesproken. Rost in zijn terugblik van 1945:
De ideeën van de Führer waren duidelijk gebaseerd op de stelling, dat het noodzakelijk was om één verenigde Europese economie te vormen. Het was interessant te ontdekken, dat Hitler ervan overtuigd was, dat het herstel van de koopkracht van het Europese vasteland (meer dan 300 miljoen mensen met een gemiddeld hoge levensstandaard) de welvaart in de wereld weer terug zou brengen.
Radiorede Bernhard
29 september 1936 Radiorede met dankwoord van Bernhard aan het Nederlandse volk. Aan het slot zei hij:
“Dan zou ik nu gaarne aan den arbeid gaan en mijn oeconomische studien over de belangen van Nederland en speciaal van de overzeesche gewesten voortzetten.”
Hij was ze dus al begonnen blijkbaar, wat zijn 'studien' in het algemeen dan ook mochten betekenen. Zijn 'werk' bij de Handel Maatschappij — aanvankelijk het koloniale monopolie van het Huis van Oranje, gesticht door koning Willem I — was natuurlijk een veel interessanter terrein voor de genaturaliseerde Duitse agent dan IG Farben hem ooit via Fritzes Hollandsche Koopmans Bank had kunnen bieden. De 'promotie' waarover zijn Berlijnse SS-commandant Wunderlich zo malicieus had gesproken, werd ook in de zakelijke sfeer voltrokken. (Kinkenberg)
Bernhard had, zoals vermeld, vanaf zijn allereerste officiele entree een uiterst opmerkelijke en actieve belangstelling getoond voor onderdelen der bewapeningsindustrie in zijn nieuwe vaderland: Koolhoven, Fokker, Philips, Hispano-Suissa, Hoogovens, Werkspoor, de militaire vliegvelden (op) Soesterberg, Waalhaven, Twente, Schiphol. Met speciale belangstelling op Waalhaven (Rotterdam) voor 'de nieuwste (bij Koolhoven) in aanbouw zijnde machines'. Pikant feit daarbij: meestal was Bernhard vergezeld van zijn broer Aschwin, officier in de Wehrmacht, lid van de SS! (Klinkenberg)
Klinkenberg – Onomwonden vertelt een ruim 30 jaar na de Tweede Wereldoorlog openbaar gemaakt geheim Amerikaans rapport, dat dit huwelijk inderdaad een IG-Farben- huwelijk was. Het citeert een 'oude vriend' van Bernhard, waarschijnlijk een van de jongens Langenheim, die 'hartelijk moest lachen om de patriottische teksten die Bernhard (na zijn verloving — K.) ten behoeve van Nederland liet horen. De zaak zat volgens hem zo:
"Toen IG Farben hoorde dat de Nederlandse kroonprinses nog steeds geen man had, gaf ze haar centrale afdeling (Berlin NW 7 — K.) de opdracht eens uit te kijken naar een jongeman, die daarvoor de noodzakelijke papieren had en die tevens haar belangen in Nederland in de gaten kon houden. En zo geschiedde."
De Vriend' vertelt ook van de ontmoeting die Fritze organiseerde tussen Bernhard en Juliana, 'en de zaak leek te lukken'. IG Farben stelde een fors bedrag ter beschikking van Bernhard ten behoeve van diens moeder Armgard.De samenzwering liep aldus op heel veel uit, en uiteraard wist Intelligence officer Delmer dat bliksems goed. Trouwens, niemand anders dan Max Ilgner, familielid van Fritze en 'zaakwaarnemer' van Armgard, heeft voor het Neurenbergse Tribunaal iets verklaard wat in het officiele in Washington verschenen procesverslag merkwaardigerwijze ontbreekt, maar wat dankzij de woede van de uit protest afgetreden assistent-aanklager Josiah Dubois aan de openbaarheid is prijsgegeven. De mededeling heeft betrekking op de reeds vermelde dr. Neubacher, die assistent was van de Verbindungs-mann in Wenen, en die Göring (na de 'Anschluss' in 1938) benoemde tot burgemeester van die stad. 'Hij ging toen bij ons weg,' aldus Ilgner volgens het officiele procesverslag. Dubois laat hier op volgen — nog steeds in het kader van Ilgners verhoor: 'Maar hij bleef aan Berlin NW 7 rapporteren. Het succes van de Nieuwe Orde in Oostenrijk bewees zijn (Neubachers) waarde, en hij kreeg een eigen bijkantoor.' Was het toeval of veelbetekenende opzet, dat Ilgner aan die opzienbarende mededeling over het doorwerken van Neubacher voor zijn spionagecentrale als burgemeester van Wenen, toevoegde:
Koninklijk bezoek aan Rotterdam, 9 okt. 1936. De koninklijke familie, onder wie Bernhard, passeert de Koningsbrug tijdens het bezoek (Bron: Koen van Stigt Thans)
'En dan was er een prins Bernhard von Lippe-Biesterfeld. Hij was assistent van de Farben Verbindungsmann in Parijs. Hij trouwde Prinses Juliana van Nederland'...
Het reeds geciteerde Amerikaanse geheime rapport uit 1945 zegt, dat men op dat moment in Washington, bij het OSS, 'weinig' wist over zijn 'onbelangrijke positie bij de IG Farbenindustrie in Parijs... alleen dat hij kennelijk de gelegenheid waarnam om de lichtzinniger kanten van het Franse leven te genieten.' Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit laatste oordeel onjuist was. Het is trouwens steeds juist gebleken, naar in 1976 op wel zeer speciale wijze aan het licht kwam. Maar hoewel over Bernhards aandeel in de voorbereiding van de overval op Frankrijk via Berlin NW 7 en de Parijse agentuur olv. Willibald Passarge nog steeds weinig bekend is, kan wel worden vastgesteld, dat hij er
- a. de 'vriendschappen' vestigde met zijn latere partners in de lucratieve Lockheed-affaires;
- b., dat Parijs de uitvalsbasis werd voor de definitieve verovering van Juliana der Nederlanden, en aldus van een unieke positie voor de agent van Berlin NW 7 en het lid van de SS Bernhard zur Lippe-Biesterfeld.
(Wim Klinkenberg - Prins Bernhard - Een politieke biografie) (3e druk, 1986)
2 december 1936
Bernhard schrijft op 2 december 1936 een aanbevelingsbrief voor de werkloze en gewelddadige ex-SS’er Wunderlich aan zijn neef Wilhelm von Oswald. Wilhelm heeft namelijk het tot secretaris geschopt van niemand minder dan Heinrich Himmler, Reichsführer van de SS. Wunderlich wordt korte tijd later benoemd tot inspecteur van de Gestapo in München. Prins Bernhard is blijkbaar ook zeer verheugd over de militaire en financiële steun van Hitler aan de Spaanse dictator Franco, want hij verschijnt doodleuk tijdens Oud en Nieuw op het Paleis Noordeinde in een Spaans fascisten-uniform. Juliana en Aschwin zijn bij die ‘feestelijke gelegenheid’ ook aanwezig.
17 september 1937 Prins Aschwin de broer van Bernhard bezoekt gedeelte van Nederlandse legeroefeningen in de Achterhoek.
De Duitse prinsen kunnen gerust een kijkje in de Nederlandse militaire keuken nemen daarbij niet gehinderd door het feit dat broer van Bernhard, Aschwin, als enthousiast Wehrmacht officier nog recent, 1 mei 1937, lid van de nazi-partij geworden is. Aschwin werd onder nummer 5854038 lid van de NSDAP. Dit was ruim drie maanden nadat Bernhard zijn lidmaatschap opzegt. De broeders Lippe weten hun posities te waarborgen zowel in het kamp van de monarchie der lage landen als in het het kamp van Das Neue Deutschland (Koen van Stigt Thans)
Prins Bernhard, IG Farben (resumé)
Zo in 1935/36 scheurde over de Nederlandse wegen de slanke Duitse beroepscharmeur Prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld (zonnebril op), in een open Fordje V8 cabrio.
Het regende klachten over z’n wilde en roekeloze rijgedrag en Wilhelmina legde ‘m een duidelijke snelheidslimiet op: als prinses Juliana naast hem zat, mocht hij beslist niet harder dan 70 kilometer per uur! Bernhard was een man gevangen in een Duits-Nederlandse spagaat. De Poolse minnaar van z’n moeder (en zeer waarschijnlijk z’n vader) was betrapt op spionage en de familie werd nu door de Nazi’s gemanipuleerd (theorie Loek Elfferich) wat Bernhard in feite lid maakte van de Duitse ‘Vijfde colonne’ (I.G. Farben) die hier in het geniep strategische posities innam. De belangrijkste natuurlijk: Rotterdam. Aan de andere kant van de spagaat lag Benno’s loyaliteit nu bij Nederland en z’n nieuwe familie en had ie een dochtertje, Beatrix. Er ontwikkelde zich een complex machtsspel om Nederland en de strategisch gelegen Duitse haven Rotterdam, waarbij Bernhard nogal vaak gesignaleerd werd aan de bar van het Rotterdamse Weimar Hotel, gezellig borrelend met hoge N.S.B.’ers en Duitse diplomaten. De champagne stond koud en de Nazi’s chanteerden Nederland met het dreigement dat ze de Rotterdamse overslag van goederen ook wel eens naar Hamburg en Bremen zouden kunnen verplaatsen… De enige die de Duitse blufpoker doorzag was havenbaron Van Beuningen, die ook de Engelsen van info voorzag—cheers mate!
Qua spionage was Rotterdam nu een wereldstad: we hadden hier Russische spionnen, Japanse, Chinese, Duitse, Franse, Engelse, en Amerikaanse. De een was diplomaat, de ander handelsreiziger, een derde artiest. De dichtbij het Centraal Station gelegen hotels en pensions van de Diergaardesingel zaten in ieder geval goed vol. Hoogtepunt van de spionage-golf, of dieptepunt zo u wil, was het geheime overleg in ‘39 van onze pro-Duitse regering De Geer over een ongehinderde doortocht van de Nazi’s naar Engeland. Mysteryguest: Prins Bernhard. Die daarna doodleuk een afspraak had met SS Generaal Heydrich, de latere ‘Slager van Praag’. (Bron: Buurtkrant Oude Westen, juni 2011)
Maak jouw eigen website met JouwWeb