Inlichtingendienst Rotterdam vanaf het begin
‘Het ontstaan van de Inlichtingendienst’
Inleiding
De geschiedschrijver van de toenmalige Inlichtingendienst Rotterdam start in het kader van het inwinnen van informatie (spioneren) in 1963 met de volgende bijbelspreuk:
'Jozua nu zeide tot de twee mannen, de verspieders des lands: Gaat in het huis der vrouw, enz. enz.'
(Jozua 6: 22-23) (1)
Ook: In het land Kanaän wonen slechte mensen. Daarom stuurt Mozes 12 verspieders uit met de opdracht ‘Kijk eens hoeveel mensen er wonen en hoe sterk ze zijn’. (2)
Hij gaat verder met:
Ja, ja, omstreeks 1400 jaar voor Christus kent dus reeds de verspieders, maar het zal toch nog ruim 3000 jaar duren, eer de Nederlandse overheid er toe overgaat de ‘verspieders’ te onderkennen, te lokaliseren en zo nodig op dood spoor te zetten.
Als we nu een bescheiden poging doen de geschiedenis van de Rotterdamse Inlichtingendienst op papier te zetten en zo aan de vergetelheid te ontrukken, dan stuiten we onmiddellijk op de grote moeilijkheid, dat in de archieven van de politie geen letter te vinden is over de Inlichtingendienst. De vermaarde geschiedvorser, wijlen commissaris H. de Jong (Chef Geüniformeerde Politie), die zijn zeer lezenswaardig boekje ‘Geschiedenis der Rotterdamse politie’ (1340 1952) het licht heeft doen zien, is kennelijk op dezelfde moeilijkheden gestuit en aan de ID wordt in zijn boekje geen aandacht geschonken. Het grote waas van geheimzinnigheid, dat vooral voor 1940 rond de ID hing, is hier wellicht niet vreemd aan.(1) (Meerdere afbeeldingen zijn ingekleurd)
Hoofdcommissaris van politie Rotterdam Louis Einthoven (Soerabaja, 30 maart 1896 – Lunteren, 29 mei 1979) was een Nederlands jurist en medeoprichter van de Nederlandsche Unie. Na de oorlog kreeg Einthoven de leiding over het Bureau Nationale Veiligheid, dat in 1946 werd omgedoopt tot Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD).
Preventieve schoning actueel archief ID Rotterdam
In 1937 werd door de toenmalige Hoofdcommissaris (HC) van de gemeentepolitie Rotterdam, Louis Einthoven, het archief geschoond van alle gevoelige stukken betrekking hebbend op de (contra) spionage in de 1e Wereldoorlog, met name waar het de nauwe banden met de Britse geheime dienst betreft, Einthoven wordt na de 2e Wereldoorlog de eerste directeur van de BVD.(3)
Eveneens heeft François van ’t Sant, de belangrijke politie- en inlichtingenman er zijn hele leven er bewust voor gezorgd dat er weinig tot niets in de archieven is overgebleven van zijn politie gevoelige en soms clandestiene bezigheden.
Door de recente openbaarmaking van oude delen van de archieven bij de geheime dienst SIS is het mogelijk een aantal spionagezaken te reconstrueren en een tipje van de sluier op te lichten.(3)
Inmiddels is door meerdere geschiedschrijvers minutieus onderzoek gedaan naar de politie en de aan het korps verbonden inlichtingendiensten. Ondanks dat voor aanvang van de 2e WO het gehele ID archief vernietigd is op meerdere plaatsen aan de ID gelieerde informatie aangetroffen.(2)
Dr. Frank van Riet
Door de in 2008 bij de (regionale) Politie Rotterdam-Rijnmond toen als buurtagent werkzame Frank van Riet is onderzoek gedaan naar de Rotterdamse politie in oorlogstijd. Hij heeft het lijvige boek de titel meegegeven ‘Handhaven onder de nieuwe orde’ –De politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het boek was zo gedetailleerd dat Frank van Riet na er 8 jaar aan te hebben gewerkt werd omgevormd tot een proefschrift waarop hij op 23 april 2008 promoveerde. Uit dit boek zijn met toestemming van hem delen gebruikt ter invulling van de witte (of zwarte) vlekken uit die periode.(2)
Door de in 2008 bij de (regionale) Politie Rotterdam-Rijnmond toen als buurtagent werkzame Frank van Riet is onderzoek gedaan naar de Rotterdamse politie in oorlogstijd. Hij heeft het lijvige boek de titel meegegeven ‘Handhaven onder de nieuwe orde’ –De politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog. (8)
Historicus Edwin Ruis
Cover van de historicus Edwin Ruis uit het in 2012 uitgegeven boek dat als titel draagt ‘ Spionnennest 1914 – 1918’ –Spionage vanuit Nederland, in Nederland, Duitsland en Engeland.
Hoofdcommissaris van politie Rotterdam Cornelis Cardinaal
Hoofdcommissaris van politie Rotterdam Cornelis Cardinaal (Groningen, 23 juni 1819 – Tilburg, 28 april 1893) Toen in 1866 na zware kritiek op de Rotterdamse politie zowel burgemeester J.F. Hoffmann als hoofdcommissaris A.J.C. Janssens opstapte werd Cardinaal in september van dat jaar benoemd tot hoofdcommissaris (Bron: Wikipedia)
Verder is door de historicus Edwin Ruis in 2012 het boek uitgegeven dat als titel draagt ‘ Spionnennest 1914 – 1918’ –Spionage vanuit Nederland, in Nederland, Duitsland en Engeland. De stad- en de Inlichtingendienst Rotterdam spelen hier een grote rol in.
Ook in dit boek wordt informatie gegeven over de start van de ID in Rotterdam. Hierin worden de politiefunctionarissen genoemd die startten met inlichtingenwerkzaamheden, onder wie. van ’t Sant, en van de Pol in Rotterdam en Broekhoff in Amsterdam. (2)
Centrum van Rotterdam rond 1900. Ingekleurde foto van Het Steiger gelegen tussen de Blaak en de Coolsingel. (Bron: froot.nl)
Naamgeving ID Rotterdam
Na het begin van de vorige eeuw (1900) werden vergaderingen van extreme politieke partijen bezocht en het was rechercheur Brouwer, Jan (22-1-1872), die met dit werk was belast, vergaderingen bezoekt.
Later kwam daar de interesse van de scheepvaart en van extreme politieke partijen aart bij. Tot dan rust op de naam ID nog een taboe en wordt ook na de oprichting de ‘dienst van de heer Bennekers’ genoemd. (1)Rond 1916 beschikten meerdere grote politiekorpsen over een Politie(ke) Inlichtingendienst (PID). Het doel was het vergaren van criminele informatie. (3) Tijdens de 1e Wereldoorlog (WO) was deze dienst uitermate geschikt om bepaalde buitenlandse gasten in de gaten te houden. (1)
Bij de formele oprichting in 1927 wordt de dienst van de heer Bennekers Inlichtingendienst (ID) genoemd. Ook na de 2e WO draagt het deze naam.
Dirk Jan de Jong
De geschiedschrijver van de Inlichtingendienst Rotterdam schrijft over de personeelswisselingen o.m. de volgende passage:
"De heer De Meijer blijft na het vertrek van de heer Bennekers en krijgt op 13-1-1941 als inspecteur naast zich De Jong, Dirk Jan (14-2-1911), die zich inmiddels heeft ontpopt als een vurige nationaal-socialist.
De rechercheurs, met van der Vlies, weten de heer De Jong ‘om’ te praten en wordt van pro-heftig anti-Duits".
Nadere informatie over Inspecteur van politie Dirk Jan de Jong, verkregen april 2024, verstrekt door schrijver Gerrit W. Kleisen, van het boek 'OVER GRENZEN IN WO-2'. De contacten, de keuzes en het geweten van politie-inspecteur de Jong en de verhuizing van het Hemelbed van Jan de Hartog, is te lezen op de pagina ID Rtd tijdens 2e WO.
Het boek is te bestellen via : kleisen079@gmail.com. Het kost exclusief verzendkosten € 25,=
Vervolg Naamgeving ID Rotterdam
Bij de indiensttreding van auteur, ID-rechercheur, op 1 april 1987, is de dienst genaamd Politieke Inlichtingendienst (PID). Echter na de integratie van de Openbare Orde Inlichtingendienst (OID) in datzelfde jaar worden dezelfde acroniemen PID vertaald naar Plaatselijke Inlichtingendienst. Bij de vorming van de regiopolitie in 1994 wordt de PID omgezet in Regionale Inlichtingendienst Rotterdam – Rijnmond (RID). 1 januari 2013 wordt bij de vorming van de Nationale Politie het land verdeeld in 10 WIV eenheden, waarbij het openbare orde gedeelte geïntegreerd wordt bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) met de naamgeving Openbare Orde Inlichtingen Eenheid (OOIE). Voornamelijk zal in dit schrijven ID genoemd worden. (2)
WIV staat voor de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 2002.
RID medewerkers worden ook wel artikel 60 (WIV 2002)–medewerkers genoemd, verwijzend naar het bestaansrecht van de RID, weergegeven op deze deze website.
Geschiedenis
Politionele modernisering door strijd tegen Zwarte Internationale in 19e eeuw
Angst voor de anarchistische samenzwering
Tijdens de eerste golf van internationaal terrorisme, in de late negentiende eeuw, werd de wereld geteisterd door anarchistisch geweld met bomaanslagen en koningsmoorden. Hoewel dit aan Nederland voorbij ging, werd het dreigingsbeeld van transnationale samenzweringen, de Zwarte Internationale, wel degelijk aangegrepen voor een modernisering van het politieapparaat en nieuwe Europese samenwerkingen. (2)
1897 Politieke politie
Belangrijker was dan ook Koninklijk besluit van 24 maart 1897 dat de benoeming van rijksveldwachter-rechercheurs mogelijk maakte. Omtrent deze nieuwe rang en functie werd in dit besluit alleen maar bepaald dat zij "staan onder de onmiddellijke bevelen van den procureur-generaal fungerend directeur van politie, binnen wiens rechtsgebied zij geplaatst zijn".Over hun taak werd niets gezegd. Dit is evenwel niet meer zo verwonderlijk als een tipje van de geheimzinnige sluier wordt opgelicht waarachter de benoeming van deze rechercheurs, het begin van de huidige rijksrecherche, is verborgen. (4)
In februari 1897 schreef de minister van Justitie aan de Koningin dat er de afgelopen jaren enkele belangrijke misdrijven niet waren opgelost, vooral niet vanwege "het gemis van beambten, ter plaatse waar het feit gepleegd werd, onbekend en toegerust met de zeer bijzondere bekwaamheid en geschiktheid, die daartoe nodig zijn". Hierom achtte hij het wenselijk "dat worde overgegaan tot aanstelling van rijksveldwachter-rechercheurs die hoofdzakelijk belast worden met de opsporing van misdrijven in het geheele Rijk". Verder zouden deze rechercheurs alleen maar kunnen "worden belast met werkzaamheden, die hun door of vanwege den minister van Justitie worden opgedragen. Zoodanige opdracht zal uit den aard der zaak alleen bij uitzondering worden gegeven".
Tegen dit voorstel werd door zekere jonkheer Rochussen, lid van de Raad van State, protest aangetekend bij de Koningin. Hij verzette er zich er vooral tegen dat in het besluit zou worden bepaald dat de minister van Justitie deze rechercheurs werkzaamheden zou mogen opdragen, want dat lag "zoozeer in den aard der zaak, dat het onnoodig en reeds daarom niet zonder bezwaar schijnt haar uitdrukkelijk, als een der doeleinden van deze regeling, te vermelden". Hét bezwaar hiertegen was volgens hem dat men zich "Buiten twijfel in strijd met de bedoeling later op deze motivering van het voorstel (zou) kunnen beroepen, als bewijs dat de nieuwe klasse van rijksveldwachters in het leven was geroepen, ook om als z.g. politieke politie dienst te doen".95 De betrokken bepaling werd inderdaad geschrapt uit het ontwerp-decreet. Maar dit betekende dus nog niet dat de rijksveldwachter-rechercheurs niet als politieke politie zouden worden ingezet!! Werden ze inderdaad als zodanig gebruikt ? Ook al is er archiefonderzoek nodig om een sluitend antwoord op deze vraag te krijgen, de enkele beschikbare aanwijzingen doen vermoeden dat het antwoord positief moet zijn, en wijzen er zelfs op dat deze rechercheurs (toch zeker na verloop van tijd) hoofdzakelijk als politieke politie werden ingezet en soms nog wel eens voor puur gerechtelijke doeleinden !!
Dat met deze rechercheurs "iets" aan de hand was, mocht een goed verstaander misschien al opmerken in een artikel in de Nederlandse Politiegids van 1897 over politieke politie. Naar aanleiding van een schandaal rond de politieke politie in Duitsland betoogde de hoofdredacteur van dit blad "Hoe toch zal het volk zijn vertrouwen stellen in eene politie, die haar kracht put uit geheime middelen, tot handhaving van haar gezag en van 's lands instellingen ? En hoe zal men het oude vooroordeel tegen al wat politie heet beter bestrijden, dan het licht der openbaarheid te laten schijnen op hare wijze van werken en zoeken en streven. Verder was het natuurlijk merkwaardig dat deze rechercheurs rechtstreeks onder het bevel van de procureurs-generaal werden geplaatst. Had dit niets te maken met het feit dat dezen tevens directeuren van politie waren en officieren van justitie, die toch veel dichter bij de politiële praktijk stonden, bijvoorbeeld niet ?
Het werd echter pas voor het eerst goed duidelijk door de uitgave van het rapport van de al hiervoor genoemde ministeriële commissie (1901). In deze publicatie werden namelijk de beschouwingen en voorstellen der commissie naar aanleiding van de vraag "Welke maatregelen moeten worden genomen om de instelling der rijksveldwachters-rechercheur, meer dan thans het geval is, aan hare bestemming te doen beantwoorden ?" niet afgedrukt "wegens den aard van het onderwerp". De speculatie in een militante brochure uit 1902 over de toestand van de Nederlandse politie was dan ook volledig op zijn plaats: "Uit de rijksveldwachters worden gekozen de rijks-rechercheurs die bij niemand bekend zijn en van wien niemand hunnen werkkring kent. Hun eenige en onmiddellijke chef is vermoedelijk de minister van Justitie. Zijn het soms politieke speurders ? Niemand weet het". Of de benoeming van rijksrechercheurs iets te maken heeft gehad met het ontploffen van anarchistisch geweld in West-Europa in de jaren '90, zoals de auteur van deze brochure suggereert, is nog een open vraag.
Is het dus zeker niet juist om, zoals H. Scheffer doet, zonder meer te stellen dat er in Nederland vóór 1918 geen afzonderlijke binnenlandse politieke inlichtingendienst bestond bevestiging dat de rijksveldwachter-rechercheurs inderdaad als zodanig functioneerden kan op dit ogenblik slechts worden gevonden in documenten van na 1918. Er is natuurlijk het regeringsvoorstel van 1920 tot algemene reorganisatie van het politieapparaat maar waarin toch met name werd aangedrongen op uitbreiding van het korps rijksrechercheurs. Echte duidelijkheid werd echter pas verschaft door zekere P. Rutgers van der Loeff, raadsheer bij het hof van beroep te Amsterdam, in 1929. Naar aanleiding van het optreden van "de rijksrecherche" in een geruchtmakende strafzaak schreef deze namelijk het volgende over deze recherche: "Uit de praktijk is echter bekend, dat zij van den procureur-generaal opdrachten ontvangen van den meest uiteenlopenden aard en deze de inlichtingen verschaffen, welke hij als fungeerend directeur van politie noodig oordeelt, alsook, dat de van hunne bevindingen op den ambtseed opgemaakte relazen, rapporten, verbalen of hoe die bescheiden ook mogen worden genoemd, strikt geheim zijn. Ook dragen zij geen uniform en zijn zij als zodanig bij het publiek niet bekend. Natuurlijk werken zij zooveel mogelijk achter de schermen en bewaren een streng incognito. De rust en veiligheid van den Staat en de bescherming van personen en goederen zouden zonder een geheimen politiedienst niet voldoende zijn gewaarborgd. In zooverre zal men zich bij het incognito der rijksrecherche en de geheimhouding harer bevindingen hebben neer te leggen".100 De rijksrecherche speelde toen dus kennelijk nog wel een rol in de gerechtelijke opsporing maar haar voornaamste opdracht lag toch op het politiek-politiële vlak. (4)
De verhouding van de ID Rotterdam met de 20 Rijksrechercheurs de PG en GS III in eenzelfde periode wordt verderop omschreven. Hiervoor de aanwijzing dat zowel de ID Rotterdam als de rijksveldwachter-rechercheurs politieke- politiële werkzaamheden verrichten. (2)
Hoofdcommissaris van politie Rotterdam Willem VOORMOLEN (Enkhuizen, 10 mei 1856 – 's-Gravenhage, 8 juli 1909)
Bron: Wikipedia
Willem volgde net als zijn oudere broer Aart (1850-1886) een 3-jarige opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine in Willemsoord (Den Helder). In september 1872 werd Willem Voormolen aan het begin van die opleiding benoemd tot adelborst derde klasse en enige tijd later tot adelborst tweede klasse. In 1875 volgde zijn benoeming tot adelborst eerste klasse en in 1877 tot luitenant ter zee tweede klasse.
Begin 1887 werd hij "ter zake van in en door den dienst ontstane lichaamsgebreken" op pensioen gesteld en in juni van dat jaar trouwde hij op 31-jarige leeftijd met de toen 21-jarige Aleida Maria Wentholt. In 1888 werd Voormolen burgemeester van het Groningse Veendam en drie jaar later kreeg hij diezelfde functie in de provincie Gelderland bij de gemeente Doesburg. Op 1 februari 1893 volgde hij mr. C. Cornelis Cardinaal (Groningen, 23 juni 1819 – Tilburg, 28 april 1893) op als hoofdcommissaris van Rotterdam die een maand eerder met pensioen was gegaan.
Toen Emma in 1895 met prinses Wilhelmina een bezoek aan de zuidelijke provincies bracht werd voor het eerst de angst voor rondreizende buitenlandse anarchisten omgezet naar directe veiligheidsmaatregelen: naast veldwachters uit Rotterdam en Amsterdam kwamen geheime detectives uit Luik en Aken naar Maastricht om toezicht te houden. Anarchisten trokken over de landsgrenzen. Hierdoor nam de vraag naar betere surveillance mogelijkheden toe bij de politie. Om hiervoor inspiratie op te doen maakte de Rotterdamse hoofdcommissaris Willem Voormolen een studiereis langs vergelijkbare havensteden als Nantes, Bordeaux, Hamburg en Liverpool. Daarmee begon Nederland mee te doen met een transnationale strijd tegen het anarchisme. Een van de ideeën die hij mee terugnam was het registratiesysteem van Alphonse Bertillon, een antropometrisch fotografisch herkenningssysteem waarmee gegevens van personen op gestandaardiseerde wijze konden worden opgeslagen en gedeeld. Daarnaast werd in 1896 een geheim politiekorps ingericht, de Rijksveldwachters-Rechercheurs. Hoewel ze op papier belast waren met ‘de opsporing van misdrijven in het geheele Rijk’ heeft archiefonderzoek aangetoond dat ze in de praktijk vooral werden ingezet om toezicht te houden op gevaarlijke vreemdelingen in de grensgebieden en rond het Koninklijk Huis.Verder kwam Voormolen met plannen om de Rotterdamse politie te moderniseren. Zo kwamen er gespecialiseerde diensten waaronder een recherche en een havenpolitie, was er een uitbreiding van de straatpolitie met 100 man en werd een opleiding voor het personeel verplicht gesteld. Daarnaast kwam er op aandrang van Voormolen een bereden brigade bestaande uit tien ruiters waarmee Rotterdam de eerste stad in Nederland was met politie te paard.
De dreiging van een grensoverschrijdende Zwarte Internationale heeft er in Nederland in de late negentiende eeuw dus toe geleid dat grote veranderingen in het veiligheidsbeleid konden worden doorgevoerd. Met een geheim politiekorps, centrale politieautoriteit, moderne opsporingstechnieken en een gestandaardiseerde wijze om persoonsgegevens te delen kon met grote Europese politiekorpsen worden meegedaan in de strijd tegen het anarchisme. Zonder dat hier ook maar een aanslag had plaatsgevonden was het dreigingsbeeld, versterkt door internationale bijeenkomsten zoals in Rome, voldoende voor een politionele modernisering.
Deze acties blijken later de eerste voorzichtige stappen voor de vorming van een politie inlichtingendienst.
In 1907 werd bekendgemaakt dat Voormolen ontslag had aangevraagd vanwege zijn slechte gezondheid waarna hem op 31 december van dat jaar ontslag verleend werd. Anderhalf jaar later overleed hij op 53-jarige leeftijd. In 1913 stierf zijn vrouw die toen nog maar 46 was, waardoor hun zoon en latere componist Alexander Voormolen op 18-jarige leeftijd wees werd.
Hoofdcommissaris van politie Rotterdam Theodorus Marinus Roest van Limburg (Rotterdam, 29 april 1865 – De Bilt, 1 april 1935)
Op verzoek van de Rotterdamse burgemeester A.R. Zimmerman, die Roest van Limburg kende uit de periode dat ze beide in Dordrecht werkte (Zimmerman was burgemeester van Dordrecht van 1899 tot 1906), nam hij in 1908 ontslag bij het leger en werd hij hoofdcommissaris van politie in zijn geboorteplaats. Hierbij volgde hij W. Voormolen op die begin 1908 vanwege gezondheidsproblemen ontslag moest nemen en het jaar erop op 53-jarige leeftijd overleed.
Onder de moralist Roest van Limburg, kreeg, als aanvulling wat Voormolen in gang had gezet, de zedenpolitie extra de aandacht.
Zo werd in mei 1911 D. Sanson als eerste vrouwelijke Nederlandse politiebeambte bij het Rotterdamse korps geïnstalleerd waar ze ging werken op de afdeling kinderwetten van de zedenpolitie. Op 1 januari 1914 werd Roest van Limburg hoofdcommissaris van politie te Amsterdam. In 1917 kreeg Amsterdam te maken met het aardappeloproer waarbij 9 doden en 114 gewonden vielen. Vanwege gezondheidsproblemen nam hij in 1919 ontslag waarna hij ging wonen in de villa 'Rosenegg' in De Bilt. In die plaats overleed hij in april 1935 op 69-jarige leeftijd. Dat Roest van Limburg van orde en tucht hield bewijst een artikel over de beleving van de voetbalsport in die periode.
Verder met het jaar 1900
Zoals gezegd worden na het begin van de vorige eeuw (1900) vergaderingen van extreme politieke partijen bezocht en het was rechercheur Brouwer, Jan (22-1-1872), die met dit werk was belast. Later kwam daar de interesse van de scheepvaart bij. Dit kan men beschouwen als het begin van het inlichtingenwerk bij de Rotterdamse politie. Documentatie was er echter niet en rapporten werden er niet gemaakt. Had Brouwer een vergadering bezocht dan rapporteerde hij dit aan inspecteur dagwacht van de recherche, die een kleine mutatie in het dagrapport plaatste. (1)
Henk Sneevliet
In die periode rond de Eerste Wereldoorlog neemt het communisme toe. Eén persoon die in deze context weinig wordt aangehaald is de in 1883 te Rotterdam - Crooswijk geboren Henk Sneevliet. Hendricus Josephus Franciscus Marie Sneevliet stapte in 1912, tegelijk met Henriette Roland Holst, uit de SDAP na het uitbreken, in 1911, van een internationale zeeliedenstaking, die ook de Amsterdamse haven trof. De SDAP steunde de staking niet omdat het NVV (Nederlands Verbond van Vakverenigingen) dat ook niet deed. Sneevliet was solidair met de stakers, en Sneevliet werd hetzelfde jaar nog lid van de Sociaal-Democratische Partij (SDP), de latere Communistische Partij Holland (CPH), vanaf 1935 Communistische Partij van Nederland (CPN); Henriette Roland Holst volgde later.
SDAP-leider Troelstra deed nog een vergeefse poging om Sneevliet 'binnenboord' te houden. (7)
Een belangrijke activiteit van Henk Sneevliet wordt in het kader van het communisme weinig vermeld.In 1913 vertrok Sneevliet naar Nederlands-Indië. Daar werkte hij enkele maanden als verslaggever voor het Soerabajaasch Handelsblad. Hij kwam in contact met Ernest Douwes Dekkeren zette zich in voor Indische autonomie. In mei 1914 was Sneevliet medeoprichter van de Indische Sociaal-Democratische Vereeniging, de latere Partai Komunis Indonesia. Hij bleef leider en Comintern vertegenwoordiger voor deze partij tot hij in 1918 door de autoriteiten werd uitgewezen.
Mao Zedong (Shaoshan, 26 december 1893 – Peking, 9 september 1976) was een Chinees politicus en partijleider. Mao vormde decennialang het gezicht van de Volksrepubliek China. Zijn beleid wordt gezien als oorzaak van naar schatting 40 tot 70 miljoen doden. Vorenstaande Sneevliet viel op bij de leiding van de Comintern, en werd naar China gestuurd om te helpen bij de oprichting van de Communistische Partij van China in 1921, waar hij de jonge Mao Zedong naar voren schuift. (7)
Sneevliet viel op bij de leiding van de Comintern, en werd naar China gestuurd om te helpen bij de oprichting van de Communistische Partij van China in 1921, waar hij de jonge Mao Zedong naar voren schuift. Ook overtuigt hij de Chinese communisten van de noodzaak tot samenwerking met de Kwomintang. In deze tijd voerde hij de schuilnaam Maring, waaronder hij in China nog steeds bekendstaat.(7)
Door Mao Zedong geleide politieke campagnes, met de Culturele revolutie als dieptepunt, worden vaak gezien als mislukkingen; en zijn beleid wordt gezien als oorzaak van naar schatting 40 tot 70 miljoen doden. (7)
Teruggekomen in Nederland wordt vanwege de Tweede Wereldoorlog de RSAP, waar Henk Sneevliet actief voor is, op 14 mei 1940 opgeheven. Sneevliet duikt al op 10 mei onder en wordt actief in het verzet: hij organiseert met andere ex-RSAP-leden het 'Marx-Lenin-Luxemburg-front' en schrijft illegale publicaties onder het pseudoniem Baanbreker. Op 6 maart 1942 worden hij en zijn vrouw op hun onderduikadres in Bergen op Zoom gearresteerd.
Voor het Deutsche Obergericht in Amsterdam worden hij en zeven kameraden ter dood veroordeeld. Eén van hen pleegde zelfmoord in zijn cel. Op 12 april 1942 wordt Sneevliet met de overige zes naar kamp Amersfoort gebracht en de volgende ochtend even buiten kamp Amersfoort op de Leusderheide gefusilleerd. In een afscheidsbrief aan zijn zus schrijft hij onder andere: "Voor de zwakken onder mijn naasten gaf ik mijn krachten,ten slotte ook het leven zelf. Meer dan dat heb ik niet." Er wordt tevens gerapporteerd dat hij samen met zijn makkers de Internationale zong tijdens de uitvoering van het vonnis.(7)